13.6.Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
Eiser heeft zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en heeft daarvoor geen goede verklaring (artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vw)
14. Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en hij daarvoor geen goede verklaring heeft. Eiser is Nederland in 2008 legaal ingereisd, maar zijn verblijfsvergunning is bij besluit van 23 februari 2010 met terugwerkende kracht ingetrokken. Eiser heeft verklaard dat hij in 2015 is bekeerd tot de Jehova’s Getuigen. Hij heeft echter pas op 4 juni 2022 asiel aangevraagd. Ook als eiser in het verleden door zijn voormalige advocaat niet goed is geïnformeerd, mocht het gezien het lange (illegale) verblijf van het gezin, de bijstand van een (nieuwe) advocaat en eerdere juridische procedures, zoals de rechtszaak tegen de voormalige advocaat, worden verwacht dat het gezin informatie zou verkrijgen over de opties van legaal verblijf, inclusief asiel. Niet duidelijk is waarom het gezin geen informatie heeft ingewonnen, bijvoorbeeld bij de Jehovah’s Getuigen. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het feit dat het gezin sinds zij in contact kwamen met de Jehova’s Getuigen in 2014 niet heeft onderzocht of zij asiel konden aanvragen twijfel oproept over de ernst en urgentie van de asielaanvraag. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie geloofwaardigheid
15. Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers afvalligheid van het protestantisme en zijn bekering tot de Jehova’s Getuigen ongeloofwaardig mogen vinden. De rechtbank zal zich daarom niet uitlaten over de vraag of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser in grote lijnen als niet geloofwaardig kan worden beschouwd (artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vw). Nu verweerder eisers afvalligheid van het protestantisme en zijn bekering tot de Jehova’s Getuigen ongeloofwaardig heeft mogen vinden, stelt verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiser bij terugkeer naar China enige religieuze activiteiten zal ondernemen en hierdoor problemen zal ondervinden. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat in China bekend is dat hij activiteiten voor de Jehova’s Getuigen verricht.
Kennelijk ongegrond (artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw)
16. Voor zover eiser betoogt dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor in rechtsoverweging 14 heeft overwogen. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser zich zonder gegronde reden niet zo spoedig mogelijk heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.