ECLI:NL:RBDHA:2025:16322
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank had eerder, op 30 september 2024, het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit bekend te maken. Eiseres heeft op 31 december 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat verweerder geen besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres recht heeft op vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen en definitief goedgekeurd. De rechtbank heeft ook overwogen dat, gezien de eerdere uitspraak en de verstreken tijd, verweerder een nieuwe beslistermijn van twee weken moet krijgen om alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200 per dag verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2025 en openbaar gemaakt.