ECLI:NL:RBDHA:2025:16232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
09-388710-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake mishandeling van zorgverleners door een gedetineerde verdachte met psychische aandoeningen

Op 28 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1979, die op 6 december 2024 vier zorgverleners heeft mishandeld in een GGZ-instelling. De rechtbank heeft het onderzoek heropend voor aanvullende rapportages van de reclassering en deskundigen, na een inhoudelijke behandeling op 14 augustus 2025. De verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en schizofrenie, heeft tijdens de zitting gepleit voor vrijspraak op basis van noodweer en psychische overmacht. De officier van justitie heeft echter betoogd dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de zorgverleners heeft aangevallen nadat hem was medegedeeld dat hij noodmedicatie zou krijgen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de mishandeling van de zorgverleners overwogen, maar heeft ook geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is vanwege zijn geestelijke toestand. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de zaak geschorst voor nader onderzoek naar de mogelijkheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-388710-24
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [regio] (PPC).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 maart 2025, 22 mei 2025 (beide pro forma) en 14 augustus 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.B. Stenger naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij op 6 december 2024 bij de GGZ [locatie] in [plaats] , nadat hem was medegedeeld dat hem noodmedicatie zou worden toegediend, vier medewerkers heeft mishandeld door hen te slaan en één van hen ook te schoppen en te bijten.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het slaan van de vier zorgaanbieders kan worden bewezenverklaard, maar het bijten van slachtoffer [aangeefster 1] niet. In zoverre dient vrijspraak te volgen.
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat de toepassing van de dwangmedicatie wederrechtelijk was, zodat de zorgverleners niet hebben gehandeld als zijnde ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De verdachte moet van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken en er is dan ook geen sprake van de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 304, eerste lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
3.4.
De bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
De bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, gelet op het samenstel van de verklaringen in de aangiften van de slachtoffers, alsmede de eigen verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte vier zorgaanbieders van GGZ [locatie] heeft mishandeld door hen te slaan. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte het slachtoffer [aangeefster 1] ook tegen het lichaam heeft geschopt, zodat hij van deze gedraging wordt vrijgesproken. De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte [aangeefster 1] in het gezicht heeft gebeten. De verklaring van [aangeefster 1] , dat de verdachte haar in haar gezicht heeft gebeten, wordt ondersteund door de letselfoto’s in het dossier en door de verklaringen van getuige [naam 1] en verbalisant [verbalisant 1] , dat zij na het incident bij [aangeefster 1] een bijtafdruk hebben gezien.
De rechtbank verwerpt het verweer dat het besluit om verdachte dwangmedicatie toe te dienen, wederrechtelijk was. Ten aanzien van de verdachte gold (een voortzetting van) een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), waarbij bij wijze van verplichte zorg (onder meer) de maatregel tot het toedienen van medicatie kon worden getroffen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat hij
1. op 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 1] , werkzaam als verpleegkundige/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door die [aangeefster 1] meermalen te slaan tegen het lichaam en te bijten in het gezicht;
2 op 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 2] , werkzaam als psychiater/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door die [aangeefster 2] meermalen te slaan tegen het hoofd;
3 op 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 3] , werkzaam als stagiair/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [aangeefster 3] te slaan tegen het hoofd;
4 op 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 4] , werkzaam als verpleegkundig specialist/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door die [aangeefster 4] te slaan tegen het borstbeen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op (putatief) noodweer. De verdachte handelde uit zelfverdediging tegen het onder dwang toedienen van medicatie. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte een beroep toekomt op psychische overmacht. De verdachte heeft gehandeld onder invloed van een externe drang waaraan hij geen weerstand kon bieden en waaraan hij redelijkerwijze ook geen weerstand hoefde te bieden.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op (putatief) noodweer niet kan slagen, omdat geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. In een gesprek tussen de verdachte en de arts, aangeefster [aangeefster 2] en aangeefster [aangeefster 1] heeft [aangeefster 1] aan de verdachte medegedeeld dat zij hem noodmedicatie gingen geven door middel van een injectie. Toen zij die medicatie aan het voorbereiden was, heeft de verdachte aangeefsters [aangeefster 2] en [aangeefster 4] op de gang benaderd en tegen [aangeefster 2] gezegd ‘ik wil nog iets vragen’. Vervolgens heeft de verdachte direct [aangeefster 2] aangevallen door haar met een vuistslag in het gezicht te slaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus geen sprake geweest van een wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen. Het is de verdachte geweest die direct de aanval heeft gekozen jegens de zorgmedewerkers. Ook het beroep op putatief noodweer wordt verworpen. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verdachte de omstandigheid dat hij gedwongen werd medicatie toegediend te krijgen een beroep op putatief noodweer rechtvaardigt, geldt dat de verdachte zich heeft gewend tot zorgmedewerkers die op het moment van de aanval niet betrokken waren bij de voorbereiding dan wel toediening van de medicatie.
De rechtbank verwerpt het beroep op (putatief) noodweer.
Psychische overmacht
De rechtbank is verder van oordeel dat geen sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden, zodat het beroep op psychische overmacht evenzeer wordt verworpen.
5. De strafbaarheid van de verdachte
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewezen verklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend en dat de verdachte niet strafbaar is. De officier van justitie heeft daarom gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zake van de toerekening geen verweer gevoerd.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of het feit aan de verdachte kan worden toegerekend, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages van 31 maart 2025 en 3 april 2025, respectievelijk opgesteld door GZ-psycholoog [naam 2] en psychiater [naam 3] .
De psychiater heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en schizofrenie. Er is tevens sprake van schizofrenie waarbij de verdachte chronisch achterdochtig is en er episodes zijn met een acute psychose. Van deze pathologie was ook sprake tijdens het ten laste gelegde. De psychiater komt tot het advies om de verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis: psychotische decompensatie bij hoog angstniveau. De geconstateerde pathologie was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog adviseert om de verdachte het tenlastegelegde in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen over de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke onderbouwing en neemt deze over. De rechtbank is op grond van het voorgaande – met de officier van justitie – van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De verdachte is daarom niet strafbaar.
De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om de TBS-maatregel ongemaximeerd op te leggen. Een zorgmachtiging acht de officier van justitie een gepasseerd station en gezien de onmacht van de verdachte om mee te werken aan voorwaarden, vormt een TBS-maatregel met voorwaarden geen passend kader.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht aan de verdachte geen TBS-maatregel op te leggen. Oplegging van de TBS-maatregel zou disproportioneel zijn. De verdachte is niet eerder behandeld in een kliniek gericht op ASS en er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte buiten een dwangsituatie gevaarlijk is. Daarnaast bestaan er contra-indicaties voor het opleggen van een TBS-maatregel. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte met een zorgmachtiging in een forensische kliniek kan worden opgenomen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat aan de verdachte TBS-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd.
6.3
Heropening van het onderzoek
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank tijdens de beraadslaging in raadkamer over de (eventueel) aan de verdachte op te leggen maatregel tot de conclusie gekomen dat zij zich onvoldoende voorgelicht acht om een goede beslissing te kunnen nemen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De oplegging van de TBS-maatregel voldoet derhalve aan de voorwaarden die de wet daarvoor stelt. De deskundigen hebben onderbouwd dat het in hun visie noodzakelijk is om de kans op herhaling te beperken en dat met een lichter juridisch kader dan deze maatregel naar het zich laat aanzien niet kan worden volstaan. De psycholoog en psychiater komen tot het advies om aan de verdachte een TBS met dwangverpleging op te leggen. De reclassering heeft op 25 april 2025 negatief geadviseerd over het opleggen van een TBS met voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank wil, gelet op de ziekte- en hulpverleningsgeschiedenis van de verdachte, onderzoeken of – indien ook zij oplegging van de TBS-maatregel aangewezen acht – het thans wel mogelijk is om met TBS met voorwaarden te volstaan. Daarbij dient de vraag te worden betrokken of een voorwaardelijk kader kans van slagen heeft indien de psychotische decompensatie bij de verdachte thans beheersbaar of meer onder controle is. Ook wenst de rechtbank te vernemen of opname op een gespecialiseerde autisme-afdeling de kans van slagen voor dit kader vergroot. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de op de verdachte betrekking hebben rapportages afgelopen april zijn opgeleverd en het tijdsverloop mogelijk een positief effect heeft gehad op de vraag in hoeverre de verdachte nu beter gestabiliseerd en begeleidbaar is. De rechtbank acht het gelet op het voormelde van belang de uitvoerbaarheid van een TBS-maatregel met voorwaarden opnieuw te toetsen.
De rechtbank acht het, om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, daarvoor noodzakelijk dat door de reclassering (opnieuw) nader onderzoek wordt gedaan in de zin van een maatregelenrapport in het licht van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank acht het eveneens noodzakelijk om de psycholoog en de psychiater op een volgende terechtzitting te kunnen bevragen over de opgeleverde rapportages en de adviezen, en ook de raadsvrouw en de officier van justitie hiertoe in de gelegenheid te stellen. De rechtbank zal de officier van justitie de opdracht geven om de deskundigen hiertoe op te roepen.
De rechtbank zal derhalve het onderzoek ter terechtzitting heropenen en de stukken in handen stellen van de officier van justitie, teneinde de reclassering nader onderzoek te laten verrichten naar de uitvoerbaarheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en een maatregelenrapport op te stellen. De rechtbank zal daartoe het onderzoek schorsen tot een in overleg met de officier van justitie en de raadsvrouw nader te bepalen datum en tijdstip.

7.De beslissing

De rechtbank:
-heropent het onderzoek ter terechtzitting dat op 14 augustus 2025 is gesloten;
-schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, maar voor niet langer dan drie maanden, met als klemmende reden dat het onderzoek nog niet gereed is en de agenda van de rechtbank geen eerdere mogelijkheid biedt;
-stelt de stukken in handen van de officier van justitie, teneinde de reclassering binnen zes weken nader onderzoek te laten verrichten naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een eventueel op te leggen maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden en een maatregelenrapport op te laten stellen;
-beveelt de oproeping van psychiater [naam 3] , psycholoog [naam 2] alsmede de reclassering tegen de nader te bepalen terechtzitting;
en beveelt voorts de oproeping van verdachte, de raadsvrouw en de benadeelde partijen tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.G. Egter van Wissekerke, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 augustus 2025.
Bijlage I Tekst tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1. hij op of omstreeks 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 1] , werkzaam als verpleegkundige/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door die [aangeefster 1] :
- meermalen te slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- te bijten in het gezicht, althans in het lichaam;
2 hij op of omstreeks 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 2] , werkzaam als psychiater/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door die [aangeefster 2] :
- meermalen te slaan tegen het hoofd en/of het lichaam;
3 hij op of omstreeks 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 3] , werkzaam als stagiair/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [aangeefster 3] :
- te slaan tegen het hoofd, althans tegen het lichaam;
4 hij op of omstreeks 6 december 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ambtenaar, te weten [aangeefster 4] , werkzaam als verpleegkundig specialist/medewerker bij GGZ [locatie] , zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door die [aangeefster 4] :
- te slaan tegen het borstbeen en/of het lichaam.
Bijlage II Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal
met nummer PL1500-2024394239, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1-65).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 20-23)
Ik ben werkzaam als Psychiater bij de instelling GGZ [locatie] , gelegen aan de van Ruitenburglaan 4 te [plaats] . Op vrijdag 6 december 2024, ging ik in gesprek met een man, genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1979 te [plaats] . Toen ik naar de uitgang liep, zag ik dat [verdachte] op mij af kwam gelopen. Ik hoorde dat hij zei: "Ik wil nog iets vragen". Voordat ik iets kon zeggen haalde [verdachte] vol uit met zijn vuist op mijn voorhoofd.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 28-30)
Ik was vandaag, vrijdag 6 december 2024, aanwezig op mijn werk, gelegen aan de [adres] te [plaats] . Hier ben ik verpleegkundig specialist in opleiding. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij een vraag wilde stellen aan [aangeefster 2] . Vervolgens zag ik dat de rechterhand van de verdachte met kracht naar het voorhoofd van [aangeefster 2] werd gebracht, vervolgens hoorde ik een knal. Ik ben tussen de verdachte en [aangeefster 2] in gaan staan. Vervolgens zag en voelde ik dat de verdachte op mij in sloeg op mijn borstbeen. Ik zag dat de verdachte bleef inslaan op [aangeefster 2] .
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 11-19)
Op vrijdag 6 december 2024 omstreeks 10:30 uur was ik aan het werk bij [locatie] ggz instelling. Ik werk hier als zzp'er verpleegkundige. Ik vertelde [verdachte] dat wij hem noodmedicatie gingen geven, dit moest gedaan worden door middel van een injectie. Op het moment dat ik de injectie aan het klaarmaken was op kantoor hoor ik twee andere collega's schreeuwen en ik zie op de camerabeelden dat [verdachte] op deze twee collega's aan het inslaan was. [verdachte] laat een vorm van buitensporig en instrumenteel geweld zien, waarop ik besloten heb om [verdachte] van achter doormiddel van een nekklem vast te pakken. Dit lukte mij ondanks dat [verdachte] tegenstribbelde. Ik voelde dat hij op mij in bleef slaan. Ook zag ik dat hij op mijn collega's bleef inslaan. Uiteindelijk kwam mijn gezicht vlakbij die [verdachte] . Ik voelde ineens veel pijn aan mijn linkerkant van mijn gezicht. Ik voelde tanden in mijn gezicht ter hoogte van mijn oor. Ik riep gelijk naar mijn collega's dat hij beet. Ik voelde dat hij bleef bijten. Om los te komen heb ik [verdachte] bij zijn keel moeten pakken. Pas toen ik dit deed, liet [verdachte] los. Ik voelde en zag vervolgens dat [verdachte] met gebalde vuist op mij insloeg. Ik heb letsel aan mijn onderlip. In mijn nek heb ik een rode kras. Linkerkant van mijn gezicht heb ik een bijtwond zitten.
4. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 3] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 24-27)
Ik ben stagiaire/leerling van GGZ [locatie] in [plaats] . Ik zag mijn twee collega's tegen de muur van de gang staan met client [verdachte] . Ik herkende [verdachte] als client. Ik zag dat [verdachte] de medewerkers sloeg met vuisten en ik hoorde mijn collega's schreeuwen. Uiteindelijk lukte het [aangeefster 1] om hem van hun los te krijgen en toen hielp ik mee om [verdachte] naar de grond te krijgen. [verdachte] lag op grond en ik bevond mij op maximaal dertig centimeter afstand van hem. Ik zag dat [verdachte] een vuist maakte met zijn hand, want met zijn andere hand had hij het haar vast van collega [aangeefster 1] . Ik zag dat [verdachte] zijn vuist naar mijn rechterkaak/rechteroor bewoog in een hoog tempo. Ik voelde direct de klap tegen mijn gezicht. Hij heeft mij één keer geraakt, want ik kon na de klap direct zijn arm fixeren.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 31-34):
Ik was niet bij het incident aanwezig. Ik keek op het camerascherm in het kantoor van de afdeling [naam afdeling] . Ik zag [verdachte] uithalen naar de behandelaar, [aangeefster 2] . Zij is psychiater van de afdeling HIC. Hij haalde vol uit. Ik zag hem uithalen met twee flinke klappen. Ik zag haar hoofd naar achter bewegen als gevolg van de klappen en daarna zag ik haar in elkaar duiken. Met haar armen haar gezicht afschermen. Ik zag dat hij haar met zijn hand sloeg, ik meen een vuist gezien te hebben. Hij deed dat met twee keer dezelfde arm. Ik zag dat [aangeefster 1] een bijtafdruk in haar gezicht had.
6. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 39-41):
Omstreeks 11:10 uur hoorde ik, via de gemeenschappelijke meldkamer Den Haag, dat er bij de GGZ instelling [locatie] een persoon zojuist meerdere medewerkers had aangevallen en geslagen. Ik, [verbalisant 1] , ben hierop ter plaatse gegaan tezamen met andere collega's in het werkgebied [gemeente] die op dit moment in dienst waren. Bij aankomst werd ik begeleid naar de afdeling waar de mishandeling zou hebben plaats gevonden. Ik zag dat er meerdere personen een man gefixeerd op de grond hielden. Ik hoorde de man hard schreeuwen. Ik hoorde een begeleidster zeggen dat de man zojuist meerdere medewerkers van [locatie] had geslagen en gebeten. Ik hoorde dezelfde begeleidster zeggen dat de man zojuist medicatie toegediend had gekregen om hem te kalmeren. De man is met behulp van collega's van politie naar een observatiecel op diezelfde afdeling overgebracht. Hierop ben ik, [verbalisant 1] , met meerdere medewerkers in een aparte kamer in gesprek gegaan. Er werd mij verteld door deze medewerkers dat de man, [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1979, betrof. Bij een van de slachtoffers, genaamd [aangeefster 1] , zag ik letsel op de linkerzijde van haar gezicht. Ik zag dat zij een bijtafdruk in het gezicht had waarbij tevens bloed was te zien.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , voor zover inhoudende (p. 37)
Op vrijdag 6 december 2024 was ik verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam als assistent
operationeel coördinator aan politiebureau [plaats] - Voorburg. Ik kreeg via het regionaal service centrum een telefoontje van Dhr. [naam 4] . Dhr. [naam 4] betreft een geneeskundig directeur van de Geestelijke gezondheidszorg, locatie [locatie] te [plaats] . Dhr. [naam 4] belde met de mededeling dat er besloten was dat de verlengde crisis maatregel van verdachte [verdachte] werd opgeheven. [naam 4] vertelde mij dat de GGZ [verdachte] geen behandeling meer kunnen bieden in verband met het agressieve gedrag welke hij vaker heeft vertoond. Volgens Dhr. [naam 4] , zou het niet verantwoordelijk zijn dat [verdachte] naar huis gaat.