ECLI:NL:RBDHA:2025:16198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
Op 21 juli 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 26 augustus 2025 het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. I.M. Zuidhoek, en de gemachtigde van de minister, mr. N. Mikolajczyk. De rechtbank beoordeelt of de minister eiser in bewaring mocht stellen, aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De minister heeft terecht de maatregel van bewaring opgelegd. Eiser had aangevoerd dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregel dan inbewaringstelling kon worden toegepast. Eiser heeft in het verleden meerdere asielaanvragen gedaan en is meerdere keren met onbekende bestemming vertrokken, wat het risico op onttrekking aan het toezicht vergroot.
De rechtbank concludeert dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en dat de minister geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en is openbaar uitgesproken.