ECLI:NL:RBDHA:2025:1618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/09/659133 / FA RK 23-9502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake echtscheiding en ouderschapsbemiddeling met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de man en de vrouw, waarbij ook verzoeken tot nevenvoorzieningen zijn behandeld. De man heeft op 21 december 2023 een verzoek ingediend tot echtscheiding en het treffen van voorzieningen met betrekking tot de echtelijke woning en de zorg voor hun minderjarige kind. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en heeft geconstateerd dat er een groot conflict speelt tussen de ouders, wat de omgang met het kind bemoeilijkt. De rechtbank heeft besloten om de verzoeken met betrekking tot de echtscheiding en de nevenvoorzieningen aan te houden in afwachting van een herstelgesprek tussen het kind en de moeder. Tevens is er een traject van ouderschapsbemiddeling opgezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De rechtbank heeft benadrukt dat de advocaten van partijen invloed hebben op de voortgang van de zaak en dat tijdige en volledige informatie essentieel is voor een goede procesvoering. De beschikking is gegeven door de rechter en kinderrechter A.M. Brakel, bijgestaan door griffier J.L. Salters.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-9502 en FA RK 25-667 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/659133 en C/09/679404 (verdeling)
Datum beschikking: 10 februari 2025

Scheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 21 december 2023 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.S. Polat te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: voorheen mr. A.F. Mandos te Den Haag, thans mr. J.I. Dierkx te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 23 januari 2025 zijdens de vrouw met verzoeken en bijlagen;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van 28 januari 2025, met bijlagen;
- het F9-formulier van 29 januari 2025 zijdens de man, met bezwaar tegen de op 28 januari 2025 ingediende stukken en verzoeken;
- het F9-formulier van 30 januari 2025 zijdens de vrouw, met bijlagen;
- het F9-formulier van 30 januari 2025 zijdens de man, met bijlagen.
De man heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht om de echtscheiding uit te spreken en voorzieningen te treffen met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de toedeling daarvan aan de man. Voor het overige zijn
niet-gespecificeerdeverzoeken gedaan met betrekking tot een ouderschapsplan dan wel een hoofdverblijfplaats van [kind] , een door de vrouw aan hem te bepalen kinder- en partneralimentatie, een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en een vast te stellen draagplicht van de schulden, allemaal nog nader te onderbouwen. Het verzoekschrift bevat niet één inhoudelijke bijlage.
De vrouw heeft de op verzoek verlengde verweertermijn laten passeren zonder een verweerschrift in te dienen.
De zaak is vervolgens een aantal malen aangehouden in afwachting van het ouderschapsplan en mediationaanbod.
Uiteindelijk is de zaak op zitting gepland in verband met het ontbreken van het ouderschapsplan. Voor deze zitting is beperkte tijd gereserveerd en partijen zijn op 23 december 2024 uitgenodigd voor die mondelinge behandeling.
Zijdens de man zijn vervolgens pas bij F9-formulier van 23 januari 2025 – door de rechtbank ontvangen op 29 januari 2025 – de verzoeken geconcretiseerd onder overlegging van een groot aantal producties. Zijdens de vrouw is bezwaar gemaakt en verzocht om een nieuwe verweertermijn. Voorts heeft zij gelijktijdig zelfstandige verzoeken geformuleerd.
De man heeft op zijn beurt bezwaar gemaakt tegen de zelfstandige verzoeken.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het over en weer gemaakte bezwaar, op 31 januari 2025 aan partijen bericht dat de geplande mondelinge behandeling van 6 februari 2025 zal worden gebruikt voor de behandeling van de verzoeken aangaande het hoofdverblijf en de zorgregeling van minderjarige [kind] . De rechtbank heeft aangegeven de verzoeken tot echtscheiding, kinderalimentatie, partneralimentatie, afwikkeling huwelijksvermogensregime en gebruiksvergoeding, aan te houden. De vrouw heeft voorts een verweertermijn gekregen tot en met 7 maart 2025. Daarbij is aangegeven ervan uit te gaan dat de vrouw de reeds eerder geformuleerde zelfstandige verzoeken in dat verweerschrift nader uitwerkt en dat de man in dat geval eveneens een verweertermijn van 4 weken zal krijgen.
Zijdens de man is bij F9-formulier van 3 februari 2025 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De rechtbank is voorbij gegaan aan dat bezwaar. Daarvoor is het volgende redengevend.
Uit het door de man overgelegde formulier verdelen en verrekenen blijkt dat in de verdeling een tweetal ondernemingen moeten worden betrokken. Ook is gebleken dat de standpunten over de kinder- en partneralimentatie ver uiteen liggen en dat de verdiencapaciteit van de alimentatieplichtige vrouw een belangrijk punt van geschil is. Bovendien blijkt uit de stukken – anders dan in het inleidende verzoekschrift is aangegeven en ook anders dan uit de beschikking voorlopige voorzieningen blijkt – dat er een groot conflict speelt tussen ouders met betrekking tot [kind] die op dit moment geen contact heeft met haar moeder.
De rechtbank is van oordeel dat beide partijen de goede procesorde hebben geschonden met hun late concretisering dan wel indiening van de verzoeken en gebrek aan voldoende informatie over wat er speelt tussen partijen. De voor de mondelinge behandeling benodigde tijdsduur is afgestemd op de ongespecificeerde verzoeken. De duur van de zitting (45 minuten) is aan partijen in de oproep gecommuniceerd. Op de geplande mondelinge behandeling was daarom geen tijd om alle uiteindelijk alsnog geconcretiseerde verzoeken inhoudelijk te behandelen, te meer nu de aandacht eerst dient uit te gaan naar [kind] . De rechtbank had aan alle overige verzoeken van partijen voorbij kunnen gaan wegens strijd met de goede procesorde, maar daar zijn zij niet bij gebaat. Alleen al daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op de eerder genomen beslissing om alle verzoeken die niet rechtstreeks betrekking hebben op het contact van [kind] met haar ouders, aan te houden in afwachting van een schriftelijke ronde. Dat geldt overigens ook voor de echtscheiding, nu voorlopige voorzieningen zijn getroffen die deels bij inschrijving van de echtscheidingsbeschikking hun werking verliezen.
De rechtbank hecht eraan om het volgende op te merken. Het is voor partijen heel vervelend dat de afwikkeling van hun echtscheiding door deze gang van zaken langer op zich laat wachten. De rechtbank is zich er ook van bewust dat partijen langer dan wenselijk hebben moeten wachten op behandeling van hun zaak. Door het uitgebreid motiveren van de in deze zaak genomen procesbeslissingen, hoopt de rechtbank duidelijk te maken dat de advocaten van partijen met hun wijze van procederen óók invloed hebben op de tijd die het duurt voordat de zaak van partijen tot een afronding komt. Laten zij de rechtbank voortaan tijdig en volledig informeren.

Verzoek

Het verzoek van de man strekt tot echtscheiding en het treffen van nevenvoorzieningen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. De vrouw voert behalve ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding verweer, en verzoekt zelfstandig eveneens nevenvoorzieningen te treffen waartegen de man verweer voert.
Ten aanzien van [kind] verzoekt de man te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [kind] bij hem wordt vastgesteld. De vrouw verzoekt de hoofdverblijfplaats bij één van partijen vast te stellen, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Voorts verzoekt de vrouw een co-ouderschap vast te stellen waarbij [kind] de ene week bij de vrouw zal verblijven en de andere week bij de man.

Feiten

  • Bij akte van 30 maart 2009 heeft de man erkend het uiteindelijk op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] geboren kind van partijen: [kind] ;
  • Partijen zijn gehuwd op [dag] 2013 te [plaats] ;
  • De man en de minderjarige hebben in ieder geval de Nederlandse nationaliteit en de vrouw de Braziliaanse nationaliteit.
  • Op 6 augustus 2024 heeft deze rechtbank voorlopige voorzieningen gewezen onder zaaknummer C/09/667025 en daarbij – kort gezegd – bepaald:
  • dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [postcode 1] [plaats] , [adres 1] ;
  • dat [kind] aan de man wordt toevertrouwd;
  • dat de vrouw voorlopig gerechtigd is om [kind] in het kader van een co-ouderschapsregeling bij zich te hebben week-op-week-af en de helft van de vakanties en feestdagen;
  • dat de vrouw aan de man met ingang van de datum van deze beschikking voorlopig een partneralimentatie van € 212, - per maand zal betalen;
  • dat de vrouw aan de man, met ingang van de datum van deze beschikking voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [kind] (bij co-ouderschap eventueel:
[kind] heeft in raadkamer met de rechter gesproken en haar mening kenbaar gemaakt.
Beoordeling
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is het volgende gebleken.
Nadat tussen partijen duidelijk was dat hun relatie geen toekomst meer had, is de moeder in juni 2024 verhuisd naar [woonplaats 2]. De moeder had [kind] toen al aangemeld bij Kracht omdat zij zich zorgen maakte over haar. Door Kracht is [welzijnsorganisatie] ingezet om het gezin te ondersteunen. Uit de evaluatie van de doelen van het begeleidingsplan blijkt dat de relatie tussen [kind] en haar vader was verslechterd en de moeder merkte dat [kind] last had van de scheiding en de spanningen die die met zich meebracht. Volgens moeder was sprake van loyaliteitsproblematiek en [kind] zet zich af tegen de mensen die naast haar staan. Vanuit [welzijnsorganisatie] is een bemiddelend gesprek georganiseerd tussen [kind] en de vader. In het verslag staat daarover:
Zowel vader als [kind] leken elkaar niet te begrijpen en spreken hun gevoelens naar elkaar uit en lijken elkaar weer gevonden te hebben.
Bij beschikking van 6 augustus 2024 is bepaald dat [kind] voorlopig wordt toevertrouwd aan vader omdat zij in [plaats] naar school gaat. Verder geldt een week-op week-af regeling. Die loopt totdat op 11 november 2024 een escalatie plaatsvindt tussen [kind] en de moeder. In het verslag van [welzijnsorganisatie] staat daarover het volgende:
[tekst verwijderd in verband met privacy-gevoelige informatie]
[kind] heeft haar moeder sindsdien niet meer gezien en heeft in het gesprek met de kinderrechter ook aangegeven daar niet voor open te staan. [kind] wil op dit moment ook geen gesprekken met [welzijnsorganisatie] . In het verslag van [welzijnsorganisatie] staat verder nog het volgende:
en voorts:[Tekst verwijderd in verband met privacy-gevoelige informatie]
Door de moeder is een filmpje in de procedure ingebracht. De drie volwassenen staan ruzie te maken in de kamer van [kind] , die half onder haar hoogslaper zit en geen kant op kan. De rechtbank heeft partijen op zitting voorgehouden dat ze de rol van alle drie de betrokken volwassenen in dit filmpje buitengewoon verwijtbaar vindt. In de eerste plaats de oma vaderszijde, die op indringende toon aan [kind] vertelt waarom haar moeder “een hoer” is. In de tweede plaats vader, die eerst roept dat moeder een slechte moeder is, vervolgens niet ingrijpt in het betoog van oma en in plaats daarvan lijkt in te stemmen met wat oma zegt. In de derde plaats moeder, die haar conflict met oma in het bijzijn van [kind] voortzet door dit alles te filmen, waar ze het belang van [kind] voorop had moeten stellen en gewoon weg had moeten gaan.
[kind] zit midden in de puberteit met alle ontwikkelingsuitdagingen die daarbij horen. Zij heeft ook rust en aandacht nodig voor school waar ze hoopt dit jaar haar eindexamen te doen.
De rechtbank heeft partijen voorgehouden dat het voor [kind] , gelet op het conflict tussen ouders, onmogelijk is om goed contact met allebei haar ouders te hebben en bij allebei ook de ruimte te voelen om de puber te kunnen zijn die zij is. Gelet op de weerstand bij [kind] , die niet alleen gebleken is in het gesprek met de rechtbank maar ook bij [welzijnsorganisatie] , zal er eerst een herstelgesprek tussen [kind] en de moeder moeten plaatsvinden voordat het contact hervat kan worden. Het is ook aan de vader om [kind] te doen inzien dat contact met de moeder van belang is en dat ze zich moet openstellen voor een dergelijk herstelgesprek. De vader voelt zich echter dermate gekwetst door moeder, dat hij daartoe op dit moment niet in staat is. De vader zal daaraan moeten werken en daarvoor ook met de moeder het gesprek moeten aangaan. Ouders hebben zich op zitting bereid verklaard om daartoe deel te nemen aan het traject Ouderschapsbemiddeling.
De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
In afwachting van zowel de individuele hulpverlening van partijen (via onder meer [welzijnsorganisatie] ) en het traject Ouderschapsbemiddeling, houdt de rechtbank de verzoeken met betrekking tot [kind] pro forma aan. Deze verzoeken worden daarna samen met alle andere verzoeken waarvoor een verweertermijn is gegeven, opnieuw op zitting behandeld. Partijen hoeven om die reden de rechtbank niet voor de – op relatief korte termijn geplande – pro forma datum over de voortgang te informeren.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat ter zitting door de moeder is toegezegd om na de zitting de benodigde formulieren in te vullen en aan de vader te geven zodat [kind] feitelijk, conform de beschikking voorlopige voorzieningen, in de Gemeentelijke Basisadministratie kan worden ingeschreven op het adres van de vader. Dit is van belang voor de te organiseren hulpverlening.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat de ouders, te weten:
[de man] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
en
[de vrouw] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres 2] , [postcode 2] Voorburg;
*
stelt vast dat de moeder een verweertermijn heeft tot en met 7 maart 2025 betreffende de verzoeken tot echtscheiding, kinderalimentatie, partneralimentatie, afwikkeling huwelijksvermogensregime en gebruiksvergoeding;
*
houdt de verzoeken met betrekking tot het
hoofdverblijf en de zorgregeling pro forma aan tot 1 april 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter tevens kinderrechter, bijgestaan door J.L. Salters als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 10 februari 2025.