ECLI:NL:RBDHA:2025:1613
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen. Verzoekers, waaronder de minister van Asiel en Migratie als verweerder, hadden eerder asielaanvragen ingediend die op 26 november 2024 door de verweerder als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. Hierop hebben de verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Tijdens de mondelinge uitspraak op 17 januari 2025, onder zaaknummer NL24.47830, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoekers. Gezien deze eerdere uitspraak was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, waardoor het verzoek is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.