ECLI:NL:RBDHA:2025:16100
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor derdelander Oekraïne met betrekking tot tijdelijke bescherming
Op 28 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 12 augustus 2025 was genomen. Dit besluit bepaalde dat de tijdelijke bescherming van de verzoeker, op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55/EG), per 4 maart 2024 was geëindigd. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet en zijn voorzieningen niet zou verliezen terwijl het beroep nog liep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de minister had aangekondigd dat de gevolgen van het eindigen van de tijdelijke bescherming voor derdelanders Oekraïne op 4 september 2025 zouden ingaan. Dit zou betekenen dat de verzoeker na deze datum geen toegang meer zou hebben tot gemeentelijke opvangvoorzieningen en niet meer zou mogen werken in Nederland. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en bepaalde dat de verzoeker behandeld moest worden alsof de Richtlijn tijdelijke bescherming nog op hem van toepassing was tot vier weken na de beslissing op het beroep. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 907.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.