ECLI:NL:RBDHA:2025:16097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
25/4992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekster had zich aangemeld bij de afdeling KOT Gedupeerden Den Haag en had een plan van aanpak ontvangen. Echter, het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen omdat het griffierecht van € 53,- niet tijdig was betaald. De griffier had verzoekster in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van een aangetekende brief, maar verzoekster heeft dit verzuimd zonder enige verontschuldiging. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen aanleiding is om het verzoek inhoudelijk te beoordelen, en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/4992

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. W.J.J. Steekelenburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Verzoekster heeft zich aangemeld bij de afdeling KOT Gedupeerden Den Haag. Er is een plan van aanpak gemaakt dat onderdeel uitmaakt van het besluit om haar te ondersteunen. Op 22 mei 2025 heeft verzoekster een e-mail ontvangen van de casusregisseur KOT brede ondersteuning. Zij heeft hierop op 23 mei 2025 per e-mail gereageerd. Verzoekster heeft ook beroep ingesteld. [1]
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Hij heeft laten weten dat de reactie door verzoekster alsnog als bezwaarschrift in behandeling is genomen. Op 4 augustus 2025 is naar verzoekster een ontvangstbevestiging verstuurd. Binnen 18 weken zal op het bezwaarschrift worden beslist (uiterlijk 26 september 2025). [2]
1.3.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [3] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 1 augustus 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 12 augustus 2025 om 12:19 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaak nr. SGR 25/4991.
2.Artikel 7:10, derde lid, van de Awb.
3.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.