ECLI:NL:RBDHA:2025:16065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/686474 / JE RK 25-1010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 12 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming als gecertificeerde instelling optrad. De ouders van de minderjarigen, die met elkaar zijn gehuwd, zijn belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet zijn verschenen op de zitting, ondanks dat zij correct waren opgeroepen. De minderjarigen hebben geen mening gegeven over de situatie.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen meegenomen, die voortkomen uit de ontoereikende pedagogische vaardigheden van de ouders en de aanwezige gedragsproblematiek bij de kinderen. De kinderrechter concludeert dat de ouders niet in staat zijn om de nodige sturing en begeleiding te bieden, wat leidt tot een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor de duur van een jaar, tot 18 augustus 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening van de beschikking in beroep kunnen gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/686474 / JE RK 25-1010
Datum uitspraak: 12 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2025. Daarbij was aanwezig:
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun vader en moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 18 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek – kort en zakelijk weergegeven – als volgt gemotiveerd. De grootse zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] komen voort uit de ontoereikende pedagogische vaardigheden van de ouders. Bij zowel [de minderjarige 2] als [de minderjarige 1] is daarnaast sprake van kindeigenproblematiek. De combinatie hiervan houdt de problematische gezinspatronen in stand.
Bij [de minderjarige 2] ziet de gecertificeerde instelling zelfbepalend, sturend en intimiderend gedrag. Hij voelt zich snel aangevallen en verdedigt zichzelf dan op een manier die niet altijd verantwoord is. [de minderjarige 2] accepteert geen gezag vanuit de ouders en vooral niet vanuit de moeder. [de minderjarige 2] stelt zich op als de leider van het gezin en kan daarin zeer dwingend zijn. Uit onderzoek is gebleken dat [de minderjarige 2] functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. [de minderjarige 1] maakte bij de start van de ondertoezichtstelling een verwaarloosde en ongezonde indruk. Inmiddels heeft zij de zelfzorg redelijk geïnternaliseerd en doet zij hier haar best voor. [de minderjarige 1] heeft gedragsproblematiek waarin zij extreem gevaarlijk en ondoordacht kan handelen. [de minderjarige 1] heeft een heel egocentrische belevingswereld en een zeer beperkte emotieregulatie. Zij is daarnaast zeer beïnvloedbaar, zelfbepalend en impulsief. [de minderjarige 1] loopt regelmatig weg en toont ook wervend gedrag richting jongens.
De ouders hebben de afgelopen periode laten zien dat zij op oppervlakkig niveau meewerken met de jeugdbeschermer en dat er enigszins een samenwerkingsrelatie is opgebouwd. Er zijn echter nog altijd grote zorgen over de opvoedsituatie bij de ouders thuis. De ouders lijken echter de oorzaak – en daarmee ook de oplossing – voor de problemen te zoeken bij [de minderjarige 1] .
De problematiek van [de minderjarige 2] werd lange tijd door de ouders ontkend waardoor hij overvraagd werd en te grote verantwoordelijkheden kreeg. De ouders worden overvraagd in de zorgen voor de kinderen en hun draagkracht lijkt steeds minder te worden. Hierdoor krijgen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet de opvoeding en verzorging die zij nodig hebben. De licht verstandelijke beperking van de kinderen in combinatie met de aanwezige gedragsproblematiek maakt dat beide kinderen veel sturing en begeleiding nodig hebben die de ouders niet kunnen bieden. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om zowel de ouders als [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hierin te ondersteunen.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
4.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt nog steeds ernstig bedreigd en de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] blijven onverminderd bestaan. De ouders worden overvraagd in de zorgen voor de kinderen. Het is niet duidelijk in hoeverre de ouders in staat zullen zijn de adviezen en begeleiding van de gecertificeerde instelling ook in de praktijk in te zetten. Aan deze vraag zal aandacht besteed moeten worden de komende tijd.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben vanuit hun eigen problematiek en licht verstandelijke beperking behoefte aan veel sturing en begeleiding welke hen door de ouders in de thuissituatie nog onvoldoende geboden wordt.
4.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening. Zowel de ouders als [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zelf voelen niet de noodzaak van intensieve hulpverlening. Vrijwillige hulpverlening zal onvoldoende van de grond komen als het gezin hier niet voor open staat. Sturing, begeleiding én evaluatie van de effectiviteit van de ingezette hulpverleningstrajecten vanuit het gedwongen kader is nodig.
4.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van een jaar.
4.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot 18 augustus 2026;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van D. Debets als griffier, en op schrift gesteld op 26 augustus 2026.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.