ECLI:NL:RBDHA:2025:16023
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige, omdat eiser de leges niet binnen de termijn heeft betaald. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Het beroep is ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en heeft op 21 november 2024 een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige ingediend. De minister heeft op 2 december 2024 een legesbrief verzonden naar eiser. Eiser heeft de leges niet tijdig betaald, wat de minister heeft doen besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Eiser betoogt dat de aanvraag ten onrechte niet in behandeling is genomen, omdat de legeskosten inmiddels voldaan zouden zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt, aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de leges niet tijdig zijn betaald. De rechtbank concludeert dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag vanwege het niet (binnen de termijn) betalen van de leges niet leidt tot onredelijkheid of onbillijkheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.