ECLI:NL:RBDHA:2025:16010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.23575
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit Marokko en risico op refoulement

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, kreeg op 22 mei 2025 een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van vier weken. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft op 25 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank oordeelt dat het gehoor bij de Dienst Regionale Recherche zorgvuldig is afgenomen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij verblijfsrecht heeft in Europa en de rechtbank concludeert dat er geen reëel risico op refoulement is. Eiser betoogde dat het terugkeerbesluit in strijd is met het arrest Ararat van het Hof van Justitie, maar de rechtbank stelt vast dat er geen eerdere terugkeerbesluiten waren en dat de minister wel degelijk de relevante feiten heeft afgewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het terugkeerbesluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23575

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. Op 22 mei 2025 heeft de minister aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken opgelegd. Eiser moet terugkeren naar zijn land van herkomst, Marokko.
1.1.
Eiser is het niet eens met het opgelegde terugkeerbesluit en heeft hier op 25 mei 2025 beroep tegen ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is afkomstig uit Marokko. Op 22 mei 2025 is eiser opgehouden en gehoord door de Dienst Regionale Recherche, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Eiser heeft tijdens het gehoor aangegeven dat hij liever niet terug wil naar Marokko. Hij heeft een leven in Spanje en gaat daar een verblijfsvergunning aanvragen. Eiser is getrouwd en zijn vrouw is Spaans.
2.1.
Aan eiser is vervolgens een terugkeerbesluit met een termijn van vier weken opgelegd. Eiser kon niet aantonen dat hij verblijfsrecht heeft in Europa. Ook werden geen redenen gezien om af te zien van het opleggen van een terugkeerbesluit naar Marokko.
Is er sprake van een zorgvuldig afgenomen gehoor?
3. Eiser betoogt dat het gehoor bij de AVIM onzorgvuldig is afgenomen. Er is niet gevraagd of eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of een onmenselijke behandeling. Eiser heeft niet de mogelijkheid gekregen om een vrees voor refoulement en het risico daarop naar voren te brengen. Verder is niet gevraagd naar eventuele medische beperkingen, of eiser eerder een asielaanvraag heeft gedaan en of hij kinderen heeft met zijn Spaanse vrouw. Dit terwijl de minister op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht is om de relevante feiten voor het terugkeerbesluit te vergaren en de belangen af te wegen.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat het gehoor bij de AVIM zorgvuldig is afgenomen. Ter zitting stelt de minister namelijk terecht dat eiser in de gelegenheid is gesteld om mondeling zijn zienswijze op het voornemen, om aan hem een terugkeerbesluit op te leggen, naar voren te brengen. In de zienswijze heeft eiser zijn beletselen voor overdracht en zijn persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht. Indien deze antwoorden aanleiding zouden hebben gegeven om door te vragen naar een reëel risico op refoulement, zou de AVIM dit hebben gedaan. De rechtbank deelt het standpunt van de minister dat de antwoorden van eiser geen aanleiding gaven om door te vragen. Eiser wil liever niet terug naar Marokko omdat hij een leven heeft in Spanje. Verder is nog aan eiser gevraagd of hij buiten zijn vrouw om nog andere familie in Spanje heeft. Van een onzorgvuldig gehoor is de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd voor Marokko?
4. Eiser betoogt dat de minister aan hem ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd voor terugkeer naar Marokko. Het terugkeerbesluit is namelijk in strijd met het arrest Ararat van het Hof van Justitie van 17 oktober 2024. [1] In dat arrest oordeelt het Hof dat de administratieve autoriteiten ambtshalve een actualiteitstoets naar het non-refoulementbeginsel moeten uitvoeren voordat zij een terugkeerbesluit kunnen nemen. Het Hof heeft zich daarnaast niet uitgelaten over de vraag of de actualiteitstoets geldt zonder een onderliggende aanvraag, bijvoorbeeld een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel of een reguliere aanvraag. Los van de vraag welke verblijfsrechtelijke procedure aan het terugkeerbesluit vooraf is gegaan, waarborgt artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn dat het opleggen van een terugkeerbesluit geen reëel risico op refoulement met zich meebrengt.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat in de eerste plaats geen sprake is van een situatie als omschreven in het arrest Ararat. Het arrest had betrekking op een zaak waarbij in het verleden al een terugkeerbesluit was opgelegd bij de afwijzing van een asielaanvraag. Later volgde een afwijzing van een andere verblijfsaanvraag en werd door de lidstaat terugverwezen naar het eerder opgelegde terugkeerbesluit. Uit het arrest volgt dat de minister dan moet toetsen aan het beginsel van non-refoulement. In de zaak van eiser is echter geen sprake van een eerder opgelegd terugkeerbesluit, zodat van een situatie als beschreven in het arrest Ararat geen sprake is.
4.2.
Het betoog van eiser dat de minister niet, zoals artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn vereist, heeft getoetst of terugkeer een reëel risico op refoulement met zich meebrengt, slaagt niet. Anders dan eiser betoogt, heeft de minister wél getoetst of terugkeer naar Marokko een risico op reëel refoulement met zich meebrengt. Ter zitting heeft de minister namelijk toegelicht dat hij een vreemdeling de mogelijkheid moet bieden om zijn beletselen voor terugkeer en persoonlijke omstandigheden naar voren te brengen. Eiser heeft deze mogelijkheid gehad via de mondelinge zienswijze. Hij heeft enkel aangegeven dat hij liever niet terug wil naar Marokko en een leven en vrouw in Spanje heeft. De minister heeft in deze verklaringen terecht geen aanleiding gezien om door te vragen of eiser bij terugkeer naar Marokko een reëel risico loopt op refoulement.
4.3.
Aan het bovenstaande wil de rechtbank nog toevoegen dat in het geval eiser meent dat terugkeer naar Marokko in strijd is met het beginsel van non-refoulement, het hem vrij staat om (alsnog) een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te dienen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit blijft van kracht en eiser dient terug te keren naar Marokko.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2024:892.