ECLI:NL:RBDHA:2025:16001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.19772, NL25.19773, NL25.22704 en NL25.22705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van asielberoepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 juli 2025, worden de beroepen van eisers tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 23 april 2025 beoordeeld. Dit besluit betreft de verlenging van de overdrachtstermijn wegens onderduiken. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank onderzoekt of de beroepen ontvankelijk zijn, waarbij wordt vastgesteld dat eisers sinds 23 april 2025 met onbekende bestemming zijn vertrokken. De gemachtigde van eisers heeft op 26 mei 2025 laten weten al maanden niet meer met hen in contact te staan. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor hebben zij geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen over de verlenging van de overdrachtstermijn. De rechtbank verklaart de beroepen dan ook kennelijk niet-ontvankelijk en de verzoeken om een voorlopige voorziening worden eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak op de beroepen, maar niet tegen de uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.19772 (beroep) NL25.19773 (voorlopige voorziening), NL25.22704 (beroep) NL25.22705 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker en [eiseres] , eiseres/verzoekster,

mede namens haar minderjarige kinderen,
V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2] , samen te noemen: eisers/verzoekers
(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het besluit van 23 april 2025 (het bestreden besluit), waarmee de minister de overdrachtstermijn heeft verlengd wegens onderduiken. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak de verzoeken om een voorlopige voorziening van eisers.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
3. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is.
Hebben eisers nog procesbelang?
4. Verweerder heeft in het bericht van 6 mei 2025 laten weten dat eisers met onbekende stemming zijn vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eisers via berichten in het digitale dossier verzocht om hierop te reageren. De gemachtigde heeft hier op 26 mei 2025 op gereageerd.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van uit mag worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep over een besluit op zijn asielaanvraag. Dit is anders als de gemachtigde van de betrokken vreemdeling laat weten nog in contact met hem te staan over de procedure. Nu het in deze zaak bestreden besluit waarmee de overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening is verlengd, naar zijn aard een nauwe samenhang vertoont met de asielaanvraag en de beoordeling daarvan, is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak dezelfde maatstaf heeft te gelden bij de vraag of eisers nog procesbelang hebben bij de beoordeling van dit beroep. Indien eisers gelijk zouden krijgen in deze procedure dan zou dit er immers op neer komen dat verweerder hun asielaanvraag inhoudelijk moet behandelen en moet materieel dezelfde vraag naar het procesbelang worden beantwoord.
4.2.
Vaststaat dat eisers sinds 23 april 2025 met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat de gemachtigde van eisers op 26 mei 2025 de rechtbank heeft laten weten al maanden niet meer met hen in contact te staan. Daargelaten dat hiermee de vraag opkomt of de gemachtigde door eisers gemachtigd was namens hen op 29 april 2025 beroep in te stellen tegen het bestreden besluit, geldt dat de rechtbank uit deze omstandigheden afleidt dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eisers hebben daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen over de verlenging van de overdrachtstermijn.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Nu er uitspraak is gedaan in de beroepen en er niet langer sprake is van connexiteit [3] , worden de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
7. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van V. Nooteboom, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op de beroepen, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Tegen de uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.