ECLI:NL:RBDHA:2025:1600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL23.35808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres met betrekking tot mensenhandel en represailles

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, waarna de eiseres beroep aantekende. De rechtbank had eerder op 1 augustus 2024 een tussenuitspraak gedaan waarin de minister werd opgedragen om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De eiseres stelde dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op represailles liep, onder andere door bedreigingen van haar moeder, Mama [A]. De minister betwistte deze vrees en stelde dat de eiseres haar claims niet aannemelijk had gemaakt. Na beoordeling van de aanvullende motivering van de minister en de zienswijze van de eiseres, concludeerde de rechtbank dat de minister de verklaringen van de eiseres over de bedreigingen nog steeds ongeloofwaardig mocht achten. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de eiseres bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op represailles liep. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de minister het gebrek had hersteld. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35808-E
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en

de Minister van Asiel en Migratie1, de minister

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Eiseres heeft op 16 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In de tussenuitspraak2 van 1 augustus 2024 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De minister heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiseres heeft hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2 In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd ten aanzien van het (reële) risico dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria loopt. Om dit motiveringsgebrek te herstellen heeft de rechtbank de minister opgedragen om eiseres opnieuw/aanvullend te horen over het reële risico op represailles bij terugkeer naar Nigeria, zulks in het licht van de ter zitting afgelegde verklaringen.
3. Eiseres voert in de zienswijze aan dat uit het feit dat mama [A] nog in 2023 contact met haar heeft gezocht en haar te kennen heeft gegeven dat zij eiseres bij terugkeer naar Nigeria zou doden, blijkt dat eiseres een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Nigeria. Het enkele feit dat mama [A] voorlopig enige tijd niets van zich heeft laten horen betekent niet dat eiseres nu veilig zou zijn en betekent meer in het bijzonder niet dat eiseres nu geen enkele risico meer zou lopen in geval zij terug zou keren naar Nigeria.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres haar vrees dat zij bij terugkeer vermoord zal worden niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister overweegt dat Mama [A] ook weinig belang heeft bij het vermoorden van eiseres, omdat de schuld daarmee niet wordt afbetaald. Daarnaast overweegt de minister dat eiseres in het aanvullend gehoor tegenstijdig heeft verklaard over het aantal (dreig)telefoontjes van Mama [A] en ook tegenstrijdig verklaart over of er inhoudelijk contact is geweest. Naast deze tegenstrijdige verklaringen is niet gebleken van een gerechtvaardigde vrees voor andere (machtige) personen die in contact zouden staan met Mama [A] . Specifiek heeft eiseres niet aangetoond dat zij is bedreigd door [betrokkene] en niet is aangetoond dat deze Duitse mevrouw in contact zou staan met/zou handelen uit naam van Mama [A] . Op grond van landeninformatie kan niet worden vastgesteld dat eiseres heeft te vrezen voor de medicijnman wegens verbreking van haar eed. Uit die (landen)informatie blijkt niet dat de medicijnman in een dergelijk geval op zoek gaat naar de persoon die de eed verbroken heeft. Eiseres maakt niet aannemelijk dat dit in haar geval anders zal zijn. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat eiseres momenteel of in de toekomst gezocht wordt/zal worden door Mama [A] . Het enkele feit dat sprake is van een openstaande geldschuld is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een reëel risico op represailles. Het is voor eiseres ook niet onmogelijk is om een openstaande schuld af te betalen. Dat in het verleden een betalingsregeling is geweigerd doet hier niet aan af. Niet is gebleken dat eiseres niet (opnieuw) zou kunnen werken om inkomsten te genereren en (delen van) haar schuld af te lossen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres geen ander werk zou kunnen zoeken of vinden om een hogere betalingsregeling te kunnen treffen en zo de schuld (in delen) af te kunnen lossen. De minister concludeert dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt. Dat uit de Afdelingsuitspraak3 blijkt dat ieder slachtoffer van mensenhandel een risico loopt om slachtoffer te worden van represailles, wordt in het specifieke geval van eiseres niet gevolgd. Er zijn geen individuele, concrete omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat eiseres (nog) te vrezen heeft voor represailles van Mama [A] .
3 ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4346.
5. De rechtbank is van oordeel dat de minister de verklaringen van eiseres over de bedreigingen van Mama [A] , na het aanvullend gehoor, nog steeds ongeloofwaardig mocht achten. Niet ten onrechte overweegt de minister dat eiseres tijdens dit aanvullend gehoor tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal keren dat zij door mama [A] is gebeld. Eiseres heeft eerst uitdrukkelijk verklaard dat het bij één telefoontje4 is gebleven, maar verklaart vervolgens dat zij nogmaals door mama [A] is gebeld5 maar niet heeft opgenomen. Omdat zij de tweede maal niet heeft opgenomen achtte eiseres het niet van belang om dit tijdens het aanvullend gehoor te melden. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat deze verklaring de tegenstrijdigheid niet wegneemt en deze tegenstrijdigheid eiseres aangerekend kan worden omdat nadrukkelijk aan eiseres is gevraagd of het bij één telefoontje is gebleven. Ook mocht de minister het opmerkelijk vinden dat eiseres over het tweede telefoontje6 heeft toegevoegd dat Mama [A] nog ‘
waar is mijn geld?’ heeft geroepen, terwijl eiseres meerdere keren bevestigend heeft geantwoord op de vraag dat zij verder geen inhoudelijk gesprek heeft gevoerd met Mama [A] en voor zij meer kon zeggen de verbinding heeft verbroken.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat de minister mocht concluderen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op represailles loopt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht overwogen dat van een gerechtvaardigde vrees voor andere (machtige) personen die in contact staan met Mama [A] evenmin is gebleken. Eiseres baseert dit op vermoedens7 en weet niet of Mama [A] met de autoriteiten of criminele groepen in contact staat.8 Eiseres heeft niet aangetoond dat zij is bedreigd door [betrokkene] en niet is aangetoond dat deze Duitse mevrouw in contact zou staan met of zou handelen uit naam van Mama [A] .9 De minister mocht ook uitgaan van landeninformatie waaruit blijkt dat medicijnmannen niet op zoek gaan naar personen die de eed hebben verbroken.10 Daarnaast wijst de minister er terecht op dat er geen concrete bewijzen of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit blijkt dat Mama [A] nog steeds naar eiseres op zoek is. Hierbij kon de minister betrekken dat eiseres inmiddels een ander nummer heeft en niet meer in contact staat met meisjes met wie zij voorheen samenwerkte. Eiseres heeft geen concrete aanwijzingen naar voren gebracht waaruit blijkt dat Mama [A] (nog) in Nigeria verblijft. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat Mama [A] haar in de toekomst (alsnog) zal zoeken. Het enkele feit dat sprake is van een openstaande geldschuld mocht de minister op zichzelf onvoldoende vinden om aan te nemen dat er sprake is van een reëel risico op represailles. De minister mocht overwegen dat niet is gebleken dat eiseres niet (opnieuw) zou kunnen werken om inkomsten te genereren en (delen van) haar schuld af te lossen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiseres geen ander werk zou kunnen zoeken of vinden om een hogere betalingsregeling te (kunnen) treffen en zo de schuld (in delen) af te lossen. Uit de Afdelingsuitspraak blijkt dat ieder slachtoffer van mensenhandel weliswaar een risico loopt om slachtoffer te worden van
4 Aanvullend gehoor, pagina 10.
5 Aanvullend gehoor, pagina 11.
6 Aanvullend gehoor, pagina 10.
7 Aanvullend gehoor, pagina 13.
8 Aanvullend gehoor, pagina 14.
9 Aanvullend gehoor, pagina 7 en 8.
10 Algemeen Ambtsbericht Nigeria, januari 2023, pagina 88 en 89.
represailles, maar hieruit heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank, in het specifieke geval van eiseres, niet hoeven concluderen dat eiseres een reëel risico loopt. De minister heeft terecht hierbij overwogen dat geen individuele, concrete omstandigheden zijn aangevoerd waaruit blijkt dat eiseres te vrezen heeft voor represailles van Mama [A] .
7. Uit de tussenuitspraak volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd, maar de rechtbank zal de rechtsgevolgen van dat besluit in stand laten omdat de minister het gebrek heeft hersteld.
8. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke zienswijze na de bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 907,- en een factor 1 voor het gewicht van de zaak).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 februari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.