ECLI:NL:RBDHA:2025:15997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.10949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Algerijnse verzoeker die een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 5 februari 2025 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 waren zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar het onderzoek werd geschorst om de minister de kans te geven het bestreden besluit te heroverwegen. Op 25 juni 2025 heeft de minister laten weten het besluit niet in te trekken, waarna een aanvullend verweerschrift volgde. De (vervolg)zitting vond plaats op 28 juli 2025.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de uitspraak op het beroep inmiddels was gedaan. Tevens is er een proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij de kosten zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10949

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

Procesverloop

1. Bij besluit van 5 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden afgewezen.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep [1] , op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Aanwezig waren: verzoeker, de gemachtigde van eiser en mr. K. Jansen namens de minister. Het onderzoek is vervolgens geschorst om de minister de gelegenheid te geven om te beoordelen of zij het bestreden besluit intrekt. Op 25 juni 2025 heeft zij laten weten het bestreden besluit niet in te trekken en is een aanvullend verweerschrift ingediend. Daar heeft de gemachtigde van verzoeker op 17 juli 2025 op gereageerd. Op 28 juli 2025 heeft de (vervolg)zitting plaatsgevonden. Aanwezig waren: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de beroepsprocedure bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter stelt deze kosten vast op € 907,-. [2]

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL25.10672
2.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarbij wordt 1 punt toegekend voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.