ECLI:NL:RBDHA:2025:1596
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 10 juni 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, waardoor zij uitspraak doet zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank beoordeelt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit houdt in dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen, en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan.
In dit geval heeft de eiser zijn asielaanvraag op 10 juni 2024 ingediend, en volgens artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De beslistermijn zou verstrijken op 10 december 2024. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 8 november 2024 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.