ECLI:NL:RBDHA:2025:15928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.14210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Turkse sympathisant van de Gülenbeweging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 augustus 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Turkse nationaliteit houder, behandeld. Eiser heeft op 12 februari 2023 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij vreesde voor vervolging door de Turkse autoriteiten vanwege zijn sympathie voor de Gülenbeweging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. De door eiser aangevoerde feiten, zoals de gevangenschap van zijn vader en huiszoekingen, zijn onvoldoende om te concluderen dat hij zelf gevaar loopt. De rechtbank oordeelt dat de vrees van eiser vooral is gebaseerd op aannames en vermoedens, en dat verweerder terecht de asielaanvraag als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser, die zich richtte op de vrees voor vervolging en het risico op ernstige schade, niet gehonoreerd. De rechtbank concludeert dat eiser geen reëel risico loopt bij terugkeer naar Turkije, ook niet in het kader van de militaire dienstplicht. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14210

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A. de Graaf).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een beroepsgrond aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder rechtsoverweging 2 staat het procesverloop. Onder rechtsoverweging 3 en 4 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling van de rechtbank volgt vanaf rechtsoverweging 5. Aan het einde van deze uitspraak staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 12 februari 2023 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag met het besluit van 17 maart 2025 in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder, en [naam] als tolk.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Het asielrelaas
3. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 1998 en dat hij de Turkse nationaliteit heeft. Eiser heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor vervolging vanwege banden met de Gülenbeweging. De vader van eiser was politieambtenaar in Turkije, maar is drie maanden na de couppoging van 15 juli 2016 uit zijn ambt gezet en heeft een beroepsverbod gekregen. In februari 2017 heeft de politie een huiszoeking bij eisers familie verricht, maar eisers vader was toen niet thuis. In februari 2018 heeft de politie weer een huiszoeking verricht en is eisers vader gearresteerd en vervolgens veroordeeld tot acht jaar en drie maanden gevangenisstraf voor lidmaatschap van de FETÖ, de Gülenbeweging. Buren, vrienden en verwanten wilden niets meer met eiser en zijn familie te maken hebben. Eiser kon daardoor ook moeilijk werk vinden. Eiser heeft in 2021 en 2022 zelf ook aanhangers van de Gülenbeweging geholpen, onder andere door familieleden van gevangen genomen Gülenaanhangers naar de gevangenis te brengen. Eind 2022 werd eiser hierbij achtervolgd. Een dag daarna is eiser door agenten in burger staande gehouden. Eiser heeft dit aan zijn vader verteld en die heeft hem geadviseerd te vluchten. Hij is op 1 februari 2023 uit Turkije vertrokken en heeft op 12 februari 2023 in Nederland asiel aangevraagd. Eisers vader is voorwaardelijk vrijgekomen. De politie in Turkije heeft in augustus/september 2023 de moeder van eiser thuis bezocht om navraag naar eiser te doen terwijl zijn vader niet thuis was omdat hij op zoek was naar werk. Bij terugkeer naar Turkije vreest eiser voor vervolging vanwege de problemen van zijn vader en zijn eigen banden met het Gülenisme. Eiser moet bij terugkeer de militaire dienstplicht vervullen en hij vreest als Gülenist ook dan voor zijn lot.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) problemen wegens het behoren tot de Gülenbeweging;
3) het moeten uitvoeren van de dienstplicht
Verweerder vindt het eerste en derde asielmotief geloofwaardig. Het tweede asielmotief vindt verweerder deels geloofwaardig. Verweerder gelooft dat eiser betrokken is (geweest) bij de Gülenbeweging en een sympathisant van die beweging is, maar niet dat hij daar een actieve aanhanger van is. Verder gelooft verweerder wel dat eisers vader onder de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat vanwege zijn banden met de Gülenbeweging, maar niet dat eiser zelf ook onder de negatieve aandacht staat. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat eiser geen verdragsvluchteling is en evenmin een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vw. Verweerder acht het niet aannemelijk dat eiser als sympathisant van de Gülenbeweging onder de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat of zal komen te staan. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door die autoriteiten als Gülenaanhanger wordt bestempeld of vervolgd, wordt ook niet gevolgd dat eiser bij het vervullen van de militaire dienstplicht een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder heeft de asielaanvraag vervolgens afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Het besluit geldt ook als terugkeerbesluit.

Beoordeling door de rechtbank

Beroepsgrond
5. Eiser betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij niet onder de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat of zal komen te staan. Volgens eiser heeft verweerder nagelaten het geheel aan genoemde feiten en omstandigheden in samenhang te bezien. Eiser acht hierbij van belang dat hij op een Gülenschool heeft gezeten, dat zijn vader sinds 1995 een actieve Gülenist is en hiervoor is veroordeeld tot een gevangenisstraf, dat er in 2017 en 2018 huisinvallen hebben plaatsgevonden, dat eiser is achtervolgd en staandegehouden, en dat er na eisers vertrek uit Turkije vragen over hem zijn gesteld. Gelet op deze activiteiten en problemen loopt eiser een gegronde vrees voor vervolging, dan wel een reëel risico op ernstige schade. Ook bij het vervullen van de militaire dienstplicht zal eiser als gevolg van zijn banden met de Gülenbeweging problemen ondervinden. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar pagina 49-53 van het Algemeen ambtsbericht Turkije van 25 februari 2025. Daarnaast heeft eiser een dag voor de zitting een (onvertaald) Turks document aan het dossier toegevoegd waaruit – kort samengevat – zou blijken dat eisers naam door een getuige in het strafrechtelijk onderzoek van zijn vader is genoemd.
6. De rechtbank stelt vast dat eisers beroepsgrond zich niet richt tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling, maar enkel tegen de vrees voor vervolging en het risico op ernstige schade. Eiser heeft dit op de zitting ook bevestigd. De rechtbank zal er daarom voor de verdere beoordeling van uitgaan dat, zoals verweerder stelt en eiser niet heeft betwist:
  • eiser een sympathisant is van de Gülenbeweging, maar niet dat hij een actieve aanhanger is
  • eisers vader in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat of heeft gestaan
  • eiser is achtervolgd en staande gehouden
  • eiser (familieleden van) Gülenaanhangers heeft geholpen in 2021 en 2022
  • er na zijn vertrek een huisbezoek heeft plaatsgevonden bij het huis van eisers ouders, er naar eiser is gevraagd en is gezegd dat hij zich moet melden op het politiebureau bij terugkomst.
  • eiser bij terugkeer minimaal een maand militaire dienstplicht zou moeten uitvoeren
Vrees/risico vanwege Gülenscholen, vader, en hulp aan (familieleden van) Gulenisten
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging. Verweerder wijst er terecht op dat het zijn van sympathisant van de Gülenbeweging op zichzelf onvoldoende is voor het aannemen van een risico op vervolging of ernstige schade. Ook de door eiser genoemde feiten en omstandigheden zijn hiervoor onvoldoende. Zo wijst verweerder er terecht op dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is, of wordt, aangeklaagd door de Turkse autoriteiten omdat hij op een Gülenschool heeft gezeten. Ook heeft eiser verklaard dat hij geen gevolgen heeft ervaren van de huiszoeking in 2017 en 2018 en de daaropvolgende gevangenisstraf van zijn vader. Weliswaar staat in het Ambtsbericht dat familieleden van (vermeende) Gülenisten in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten kunnen staan, maar er staat ook dat dit met name familieleden van hooggeplaatste Gülenisten betreft (p. 52). Dit geldt ook voor het voorbeeld waarnaar eiser heeft verwezen uit het Ambtsbericht van de 78-jarige moeder die gevangen werd gezet: het ging om de moeder van de hooggeplaatste Gülenist Akın İpek, een zakenmagnaat die naar het buitenland was uitgeweken. Verweerder heeft er op de zitting terecht op gewezen dat niet is gebleken dat eisers vader een cruciale rol heeft gespeeld binnen de Turkse overheid of dat hij anderszins een hooggeplaatste Gülenist is. Dat hij lijfwacht is geweest van de oude parlementsvoorzitter Cemil Cicek is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft verklaard dat zijn vader ‘gewoon politieambtenaar’ was, bij personeelszaken werkte en voor zover hij wist geen leiding gaf (p. 8 nader gehoor). Ook heeft eiser verklaard dat zijn vader na 2013 bij de patrouilledienst werd gezet (p. 9 nader gehoor). Daarnaast is eisers vader in 2023 (volgens eiser) of 2024 (volgens het vonnis van de uitvoeringsrechtbank) voorwaardelijk vrijgelaten. Niet is gesteld of gebleken dat eisers vader in de periode erna in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten stond, of dat er opnieuw een strafrechtelijk onderzoek naar hem liep. Dat hij voorwaardelijk is vrijgelaten en bang is om weer te worden opgepakt, maakt dit niet anders. Dat eisers vader in de negatieve aandacht van de autoriteiten heeft gestaan, is dan ook in het licht van deze omstandigheden onvoldoende voor het oordeel dat eiser zelf gevaar loopt als zijn familielid. Verweerder heeft daarom terecht niet aannemelijk geacht dat eiser bij terugkeer een risico op vervolging of ernstige schade loopt vanwege zijn familiebanden.
8. Verder betwist verweerder weliswaar niet dat eiser is achtervolgd en staandegehouden, of dat er een huisbezoek heeft plaatsgevonden bij zijn ouders terwijl eiser al in Nederland was, maar heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank wel op kunnen wijzen dat eiser dit niet heeft onderbouwd. Ook heeft verweerder terecht gesteld dat deze gebeurtenissen op zichzelf niet aantonen dat eiser in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser in het nader gehoor over de achtervolging heeft verklaard dat hij dacht dat hij achtervolgd werd door agenten in burger en dat hij dacht dat het de politie was, maar dat het ook iemand anders kon zijn geweest (p. 14 nader gehoor). Over de staandehouding heeft eiser verklaard dat het op vermoedens is gebaseerd dat de politie specifiek hem heeft staandegehouden en dat het ook een normale controle kon zijn. Hij kon na 2 á 3 minuten weer gaan (p. 14 nader gehoor). Ook heeft het voor eiser geen gevolgen gehad. Hij heeft verklaard dat alleen zijn identiteitsgegevens werden gecontroleerd en hij daarna naar huis is gegaan (p. 6 nader gehoor). Over het huisbezoek heeft eiser verder verklaard dat de autoriteiten sinds augustus/september 2023 niet meer zijn langsgekomen. Ook heeft hij verklaard dat de politie vroeg of hij naar het buitenland was gegaan en zei dat hij een verklaring moest afleggen als hij terugkwam. Verweerder heeft, gelet op deze omstandigheden, ook terecht gesteld dat de achtervolging, de staandehouding en het huisbezoek onvoldoende aannemelijk maken dat eiser onder de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat.
9. Verder heeft eiser een document overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat zijn naam door een getuige in het strafrechtelijk onderzoek van zijn vader is genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat ook als het klopt dat eiser in het document wordt genoemd, dit niet betekent dat eiser in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. Verweerder stelt namelijk terecht dat de Turkse autoriteiten waarschijnlijk al op de hoogte waren van het feit dat eiser de zoon van zijn vader is. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit eisers verklaring dat hij moeilijk aan een baan bij de overheid komt vanwege van zijn vader (p. 8 nader gehoor). In die zin bevat het document dus geen nieuwe informatie waaruit zou kunnen blijken dat eiser een risico op vervolging of ernstige schade loopt. Gelet hierop, en omdat het stuk een dag voor de zitting onvertaald is ingediend terwijl eiser heeft verklaard dat zijn vader het stuk eind juli al aan eiser heeft gestuurd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden voor vertaling of onderzoek naar de authenticiteit van dit document.
10. Eiser heeft nog – onder verwijzing naar het Ambtsbericht – gesteld dat onderzoeken in Turkije geheim blijven, zodat het ontbreken van zichtbare juridische stappen tegen hem niets zegt over de risico’s die hij bij terugkeer loopt. Anders dan eiser stelt, blijkt uit het Ambtsbericht niet dat er sprake is van geheime onderzoeken. Daarnaast gaat het er bij de beoordeling van een asielaanvraag om dat de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij persoonlijk een gegronde vrees heeft voor vervolging, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Daar zijn concrete aanknopingspunten voor nodig. Deze stelling kan hem dan ook niet baten.
Vrees/risico vanwege dienstplicht
11. Zoals hiervoor ook al is overwogen, blijkt uit eisers problemen niet van een concrete negatieve aandacht bij de autoriteiten. Dit betekent dat verweerder ook terecht niet aannemelijk heeft geacht dat eiser bij het vervullen van de dienstplicht problemen zal ondervinden. Eiser heeft niet verwezen naar bronnen waaruit blijkt dat het zijn van sympathisant van de Gülenbeweging op zichzelf leidt tot problemen bij het vervullen van de dienstplicht.
Slotsom
12. Alle omstandigheden in samenhang bezien is eisers vrees vooral gestoeld op aannames en vermoedens. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt bij terugkeer.

Conclusie en gevolgen

13. De beroepsgrond slaagt niet. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.