ECLI:NL:RBDHA:2025:15898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.13884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en beoordeling van afhankelijkheid in het kader van gezinsleven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1957, had een aanvraag ingediend via haar zoon, die als referent fungeert. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank behandelt de zaak na een zitting op 12 augustus 2025, waar de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het EVRM, omdat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn aangetoond die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Eiseres voerde aan dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door gemaakte afspraken niet na te komen, maar de rechtbank oordeelt dat dit gebrek kan worden gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank stelt vast dat de financiële en emotionele afhankelijkheid niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op de regels voor gezinshereniging.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.814,- bedragen. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 194,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13884

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 14 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 februari 2025 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referent] (referent), de gemachtigde van eiseres, Y. Aziz als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1957 en heeft de Syrische nationaliteit. Haar zoon (referent) heeft namens eiseres een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] . Er wordt niet voldaan aan de eisen van het jongvolwassenbeleid en van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent is geen sprake. De weigering om aan eiseres een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen is daarom niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder de in het gehoor gemaakte afspraak niet is nagekomen om binnen één week te laten weten welke stukken er nog nodig zijn. Dit is onzorgvuldig. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte niet aangenomen dat er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen referent en eiseres. Eiseres is en was namelijk afhankelijk van referent. Referent heeft tot 2015 met zijn moeder samengewoond en hij heeft een hechte band met haar en in de oorlogsjaren hebben zij samengewoond en referent zorgde toen al voor eiseres omdat zij hulpbehoevend was. De hulp van referent, zoals het doen van boodschappen en verrichten van huishoudelijke taken, was van essentieel belang voor eiseres. Referent is noodgedwongen naar Turkije gegaan vanwege de oorlog, niet vanwege zijn studie en hij bezocht eiseres regelmatig en heeft haar financieel onderhouden. De gezondheidstoestand van eiseres is sindsdien verslechterd en zij heeft mantelzorg nodig. Eiseres heeft in dat kader medische stukken overgelegd. In het medisch rapport van 2022 wordt bevestigd dat de moeder van referent voortdurende begeleiding nodig heeft. Daarbij stelt verweerder ten onrechte dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiseres in staat is om de belangrijkste dagelijkse taken zelfstandig uit te voeren. Eiseres is minder zelfredzaam dan verweerder stelt. Eiseres is voor boodschappen afhankelijk van haar buren, eet weinig en niet gevarieerd, zij heeft gebrek aan hulp in huis en leeft in onhygiënische omstandigheden. Alleen referent is daarbij bereid voor eiseres te zorgen. Verweerder stelt zich daarbij ten onrechte op het standpunt dat de financiële hulp van referent aan eiseres op afstand kan blijven plaatsvinden. Op zitting heeft zij er nog op gewezen dat steeds meer bewoners het kamp verlaten, waardoor er steeds minder mensen in haar omgeving zijn die haar kunnen helpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Tijdens hoorzitting gemaakte afspraken
7. In het verslag van de hoorzitting staat aan het slot dat de hoorambtenaar het volgende heeft gezegd:
“Ik ga nog een keer naar de zaak kijken. En dan kijken we wat voor documenten eventueel nodig kunnen zijn. Dan spreken we af dat ik nog een keer naar de zaak kijk en dat ik binnen 1 week laat weten wat er nog eventueel opgestuurd kan worden.”Niet in geschil is dat het bestreden besluit daarna is genomen zonder dat verweerder nog contact heeft opgenomen met (de gemachtigde van) eiseres. De rechtbank is van oordeel dat eiseres zich terecht op het standpunt stelt dat verweerder hiermee de ter hoorzitting gemaakte afspraak niet is nagekomen. Anders dan verweerder op zitting betoogt, is hiermee naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake van onzorgvuldig handelen. Dit betekent echter niet dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [2] te passeren omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Verweerder heeft er namelijk op mogen wijzen dat in het gehoor door referent is verklaard dat alle medische documenten die hij kon opvragen al waren ingediend. [3] Op zitting heeft hij verder bevestigd dat er ook later geen (medische) documenten meer bij zijn gekomen om in te dienen.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat er geen sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat er tussen eiseres en referent geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
8.1.
De hoogste bestuursrechter heeft op 27 maart 2024 [4] een uitspraak gedaan over de beoordeling van het familie- en gezinsleven bij meerderjarige kinderen en hun ouders. De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat die beoordeling ziet op de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Er moet door verweerder een op het specifieke geval toegespitste beoordeling worden gemaakt van alle door de vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Hierbij mag niet enkel worden betrokken of er sprake is van medische afhankelijkheid. Ook elementen als financiële en materiële afhankelijkheid, de emotionele afhankelijkheid en de vraag of betrokkenen eerder hebben samengewoond moeten worden betrokken.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder kenbaar alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het niet aannemelijk is dat referent voor zijn vertrek naar Turkije zorg heeft verleend aan zijn moeder of dat zij op dat moment hulpbehoevend was. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat er geen medische documenten zijn overgelegd die dat aantonen. Dat referent af en toe boodschappen deed of kleine huishoudelijke taken verrichte, heeft verweerder mogen aanmerken als normale praktische steun van een kind aan de ouder. Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eiseres een zekere mate van zelfstandigheid had en heeft. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres sinds 2015 zelfstandig woont, eenvoudige maaltijden kan bereiden en dat ze hulp ontvangt van buren. Ten aanzien van de financiële afhankelijkheid heeft verweerder mogen stellen dat de financiële ondersteuning van referent aan eiseres op afstand kan worden voorgezet, zoals referent dit al jaren doet. Daarnaast heeft verweerder mogen betrekken dat hoewel gesteld wordt dat de gezondheid van eiseres slechter is geworden na het vertrek van referent, dat niet automatisch betekent dat er sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid van de zorg van referent terwijl hij op afstand is. In het ingebrachte medische rapport is niet uiteengezet wie de aanbevolen reguliere zorg het beste zou kunnen bieden. Verweerder heeft zich in het licht van alle feiten en omstandigheden dan ook op het standpunt mogen stellen dat er geen sprake is van een uitzonderlijke afhankelijkheid die het recht op gezinshereniging rechtvaardigt en dat de gestelde hechte band niet de gebruikelijke band tussen een meerderjarig kind en zijn moeder overstijgt.
8.3.
Nu verweerder heeft kunnen concluderen dat tussen eiseres en referent geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat, heeft verweerder ook geen belangenafweging hoeven maken.
8.4.
De rechtbank begrijpt dat referent zich zorgen maakt over zijn moeder, zich verantwoordelijk voor haar voelt en graag met haar wil worden herenigd. Gelet op de geldende regels – waaraan verweerder zich moet houden en waaraan de rechtbank moet toetsen – en gezien wat hiervoor is overwogen mocht verweerder de aanvraag echter afwijzen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
10. Omdat de rechtbank artikel 6:22 van de Awb heeft toegepast, moet verweerder de griffierechten aan eiseres vergoeden. Ook krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van €194,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.W.H. Schippers, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.P. 4 van het gehoor.