In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle op 3 juni 2024. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen acht weken te beslissen op de nareisaanvraag van eiseres. Aangezien de minister deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de bestuursrechter. De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 januari 2025.