ECLI:NL:RBDHA:2025:1585
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.A. Pieters, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door J.P. Arts, had echter op 9 december 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 24 december 2024, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, Z. Hanina. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL24.49175).
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, in de andere zaak, al een beslissing genomen op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om deze reden afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier K.L.H. Thomas, en is openbaar gemaakt op 14 januari 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.