ECLI:NL:RBDHA:2025:1583
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.A. Palm, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die op 9 december 2024 had besloten de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling te nemen. De minister stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker, conform de Dublin-overeenkomst.
De zitting vond plaats op 24 december 2024, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P. Arts. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.49093, behandeld, die verband hield met het beroep van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening in deze zaak niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.