ECLI:NL:RBDHA:2025:15797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/689681 / FA RK 25-5947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2025 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1947, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie had op 6 augustus 2025 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 4 augustus 2025 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat het gebrek van een handtekening van de officier van justitie voldoende was hersteld door een tekstblok onderaan het verzoekschrift waarin de naam van de officier werd vermeld. De rechtbank heeft de betrokkene en haar familie gehoord, waarbij de betrokkene haar onvrede over de gedwongen opname en haar wens om niet opgenomen te worden heeft geuit. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is, omdat het verzoekschrift niet ondertekend was en te laat was ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is en dat de crisismaatregel noodzakelijk is om ernstig nadeel, zoals suïcidaliteit, te voorkomen. De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, met een geldigheidsduur van drie weken, en heeft de verzoeken van de betrokkene en haar familie afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/689681 / FA RK 25-5947
Datum beschikking: 11 augustus 2025

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 6 augustus 2025 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [instelling 1] ,
advocaat: mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 4 augustus 2025 genomen crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Vlaardingen tot het nemen van de crisismaatregel;
  • een op 4 augustus 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de arts in opleiding tot psychiater, [naam 2] ;
- de dochter van betrokkene, [naam 3] ;
- de zoon van betrokkene, [naam 4] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat zij zich vreselijk voelt en het gevoel heeft alsof zij al haar hele leven in de huidige accommodatie zit. Er zijn geen artsen die haar kunnen helpen. Zij zegt dat zij in kleding wordt gehesen en zegt dat het onrustig is om te verdrinken. Betrokkene vraagt of zij op een zachte dood mag rekenen. Betrokkene wenst geen gedwongen opname. Als zij terug mag naar [instelling 2] , dan kan zij daar wel weglopen.
De advocaat heeft aan de hand van pleitaantekeningen primair betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is omdat het verzoekschrift niet is ondertekend en de officier van justitie niet ter zitting is verschenen om het gebrek te herstellen. Dat is strijdig met artikel 278 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Een noodtoestand is na twintig dagen ontkoppeling niet meer aanwezig en een eventueel beroep daarop kan daarom niet slagen. Dat de rechtspraak hieraan meewerkt is in strijd met artikel 6 EVRM. Een praktische manier van werken is geen reden om de wet met voeten te treden. Verwezen wordt naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus jl. waarbij de officier van justitie wegens het ontbreken van een handtekening niet-ontvankelijk is verklaard.
Daarnaast is betoogd dat de officier van justitie te laat is met het indienen van het verzoekschrift en ook om die reden niet-ontvankelijk is. Artikel 7:7 lid 1 Wvggz schrijft voor dat het verzoekschrift uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst moet worden ingediend. Blijkens [naam 5] is al op 4 augustus 2025 aan het openbaar ministerie gecommuniceerd dat een crisismaatregel was afgegeven. De officier van justitie kan zich niet beroepen op latere ontvangst van de stukken doordat zij zelf zijn ontkoppeld, dan wel door het sluiten van welke postbus dan ook. Het onbereikbaar zijn van het openbaar ministerie moet voor hun rekening blijven. Als de stukken inderdaad pas op dinsdag om 8.59 uur zijn binnengekomen, dan moet het opstellen van een verzoekschrift met gemak nog diezelfde dag mogelijk zijn geweest.Nu het verzoekschrift eerst op woensdag 6 augustus is ingediend, heeft betrokkene, een kwetsbaar persoon, ten minste twee dagen (een weekend) langer op de behandeling van het verzoek moeten wachten. De consequenties van niet-ontvankelijkheid zijn besproken met de familie van betrokkene en zij staan hier achter.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de officier van justitie wel ontvankelijk is in het verzoek, dan concludeert de advocaat tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene wenst niet opgenomen te worden en wil naar buiten. Ten aanzien van de verplichte zorgvormen verzoekt de advocaat -subsidiair- om afwijzing van de zorgvorm ‘andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’. Er moet volgens de dochter van betrokkene niet direct overgegaan worden tot een ECT-behandeling, eerst moet de medicatie worden geëvalueerd. Mochten alle opties besproken zijn en een ECT-behandeling noodzakelijk worden geacht, dan kan alsnog een wijziging van de voortzetting van de crisismaatregel worden aangevraagd.
De dochter van betrokkene heeft een brief geschreven die zij ter zitting heeft voorgelezen. Samengevat en zakelijk weergegeven heeft zij naar voren gebracht dat haar moeder - toen zij volledig wilsbekwaam was - haar een medische volmacht heeft gegeven, zodat zij de belangen van haar moeder kon behartigen wanneer zij dat zelf niet meer zou kunnen. Haar moeder heeft een complex psychiatrisch verleden, met psychoses en recentelijk meerdere episodes van een delier. Zij is afhankelijk van medicatie en gaat hier zorgvuldig mee om. De dosering luister nauw. Nieuwe artsen willen vaak als eerste reflex haar medicatie aanpassen in plaats van eerst mogelijk lichamelijke oorzaken uit te sluiten. Bij lichamelijke problemen ontwikkelt betrokkene namelijk snel een delier. Het gevolg is dat zij - naast verwardheid - ook suïcidaal wordt. Daardoor is nu ook een gedwongen opname gevolgd. Ondanks de medische volmacht is de dochter niet geïnformeerd over het aanpassen van de medicatie en kon zij niet ingrijpen. De dochter vraagt om de opname van haar moeder om te zetten naar een vrijwillige opname, zodat zij samen met haar moeder de regie heeft en inspraak kan hebben over de medicatie. Ter zitting heeft zij aangevuld dat zij als wettelijk vertegenwoordiger meer betrokkenheid wenst.
De zoon van betrokkene heeft aangegeven dat hij had gehoopt op een vrijwillige opname, zodat zij meer inzicht krijgen in het behandelplan. Tegelijk vindt hij het een lastige situatie en weet hij niet wat wijsheid is.
De arts heeft meegedeeld dat sprake is van een floride psychotisch toestandsbeeld. Het ernstig nadeel betreft vooral suïcidaliteit Betrokkene wenst niet opgenomen te worden en vraagt herhaaldelijk of zij weg mag omdat zij naar een slootje wil. Ook wilde zij met een boterhamzakje zichzelf verstikken. Er is geen bereidheid tot opname of behandeling. Er is een reëel gevaar dat zij, zodra zij het gedwongen kader wegvalt, meteen weg wil. Indien de opname op vrijwillige basis zou moeten worden voortgezet zou onmiddellijk opnieuw een crisismaatregel aangevraagd moeten worden. De arts heeft toegelicht dat de verplichte zorgvorm ‘andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’ noodzakelijk is. Er is een medicamenteuze behandeling gestart, maar bij onvoldoende effect zal serieus ECT moeten worden overwogen gelet op de suïcidaliteit en de daarmee gepaard gaande hoge lijdensdruk.

Beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Sedert een aantal dagen worden de verzoekschriften van het openbaar ministerie per e-mail ingediend. Ondertekening daarvan is wegens technische redenen niet mogelijk. Dit gebrek is op voorhand ondervangen. Onder het verzoekschrift is een apart tekstblok opgenomen met de volgende inhoud:
“De officier van justitie is wegens technische redenen niet in staat dit verzoekschrift te ondertekenen. Dit verzoekschrift is ingediend onder verantwoordelijkheid van en met goedkeuring van de officier van justitie F. de Vries.”
De rechtbank is van oordeel dat het gebrek van de ontbrekende handtekening hiermee voldoende is hersteld. Uit deze tekst blijkt helder onder wiens verantwoordelijkheid en met wiens goedkeuring het verzoekschrift is opgesteld. De vermelding van de naam maakt duidelijk door wie het verzoek is ingediend en maakt het ook mogelijk rechtstreeks de betreffende officier van justitie te adiëren ter verificatie, indien nodig. Van strijd met artikel 6 EVRM is geen sprake.
Dat leidt er toe dat het verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op deze grond, wordt gepasseerd.
Ten aanzien van het verweer dat het verzoekschrift te laat zou zijn ingediend wordt het volgende overwogen. Anders dan de advocaat heeft betoogd kan uit het episodejournaal niet worden afgeleid dat de op grond van artikel 7:2 lid 2 Wvggz vereiste bescheiden op 4 augustus 2025 naar het openbaar ministerie zijn gezonden. Uit het episodejournaal blijkt dat [naam 5] op 5 augustus 2025 om 08.41 uur de stukken heeft aangeboden aan PostNL. Het openbaar ministerie heeft het verzoekschrift ingediend op 6 augustus 2025. Aldus is de wettelijke termijn ex artikel 7:7 Wvggz in acht genomen.
De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift tijdig is ingediend. Het openbaar ministerie is ook in dit opzicht ontvankelijk.
Ten aanzien van het verzoekUit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang.
Uit de stukken volgt dat er bij betrokkene sinds enkele weken sprake is van een toename van piekeren, paniek, somberheid en verwardheid en van een doodswens. Sinds opname is er sprake van toename van de verwardheid. Ten tijde van de beoordeling heeft de onafhankelijke psychiater betrokkene aangetroffen terwijl zij naar buiten probeerde te gaan om een einde aan haar leven te maken. Ter zitting heeft de arts toegelicht dat het ernstig nadeel in de eerste plaats gelegen is in de aanhoudende suïcidaliteit; betrokkene onderneemt actief pogingen tot suïcide.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een floride psychotisch toestandsbeeld. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank vindt dat voldoende is onderbouwd dat de toepassing van de zorgvorm “andere medische handelingen en therapeutische maatregelen” noodzakelijk en voorzienbaar is. De arts heeft ter zitting toegelicht dat met deze vorm van zorg meer specifiek wordt gedoeld op toepassing van elektroconvulsietherapie (ECT). Deze behandeling valt onder de noemer “andere handelingen en therapeutische maatregelen” (vgl. ECLI:NL:PHR:2022:110).
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in het verzoek;
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 september 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Rochat, rechter, bijgestaan door S.H. Chang als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 augustus 2025.