ECLI:NL:RBDHA:2025:15792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
24_8125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen over inzage in persoonsgegevens door de minister van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het verzet van drie opposanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 maart 2025, waarin hun beroep tegen de minister van Justitie en Veiligheid gegrond werd verklaard. De rechtbank had de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van de opposanten, dat betrekking had op inzage in persoonsgegevens. De opposanten hebben op 19 augustus 2025 verzet aangetekend, omdat zij van mening zijn dat de rechtbank niet heeft beslist over hun verzoeken III t/m VI.

De rechtbank heeft het verzet behandeld en geconcludeerd dat het beroep gegrond was omdat de minister niet tijdig op het bezwaar had beslist. In de verzetzaak werd enkel de vraag behandeld of de rechtbank terecht zonder zitting had beslist. De opposanten voerden aan dat de rechtbank niet had beslist over bepaalde verzoeken, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor het verzet. De rechtbank benadrukte dat het verzet niet gericht was tegen de eerdere uitspraak, maar tegen de procedurele beslissing om de zaak zonder zitting te behandelen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard, omdat de eerdere uitspraak correct was en de opposanten niet voldoende argumenten hadden aangedragen om de beslissing van de rechtbank te betwisten. De rechtbank heeft hen wel geadviseerd om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen als zij een spoedeisend belang hebben bij inzage in de gevraagde persoonsgegevens. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Kouwenhoven, met F.J.M. van den Berg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8125 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2025 op het verzet van

[opposant 1] , [opposant 2] en [opposant 3] , te [woonplaats] , opposanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank in hun zaak tegen

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposanten gaat over de uitspraak van
de rechtbank van 14 maart 2025 waarin de rechtbank het beroep van opposanten
gegrond heeft verklaard en verweerder is opgedragen binnen twee weken na de dag van
verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaar.
1.1.
De rechtbank.heeft het verzet op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Ter zitting
Is [opposant 1] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. Dit omdat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist.
3. In deze verzetzaak is op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb uitsluitend aan de orde of de rechtbank terecht de zaak niet op een zitting heeft behandeld. De rechtbank kan het beroep pas inhoudelijk behandelen als het verzet gegrond is.
4. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat de rechtbank niet heeft beslist over de verzoeken III t/m VI.
5. In wat opposanten hebben aangevoerd, ziet de verzetsrechter geen aanleiding te oordelen dat de rechtbank niet tot vereenvoudigde behandeling mocht overgaan of de eerdere uitspraak om een andere reden niet in stand kan blijven. Daartoe wordt overwogen dat opposanten beroep hebben ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van 23 april 2024 dat ziet op inzage in persoonsgegevens. Dit beroep is bij uitspraak van 14 maart 2025 gegrond verklaard en verweerder is opgedragen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit bekend te maken.
Het verzet richt zich niet tegen het voorgaande, maar opposanten willen dat inzage wordt verleend in alle persoonsgegevens die voldoen aan het verzoek van 30 april 2022.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 6:12 van de Awb alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom bij uitspraak van 14 maart 2025 alleen geoordeeld dat moet worden beslist op het bezwaarschrift van 23 april 2024 dat inzage van persoonsgegevens betreft. Het gegeven dat voor wat betreft de stukken waarover bij het primaire besluit (het besluit waartegen opposanten bezwaar hebben gemaakt) positief is beslist over inzage door verweerder, niet de daadwerkelijke inzage wordt verleend door het Openbaar Ministerie kan niet bij het beroep niet tijdig beslissen aan de orde worden gesteld. De rechtbank had bij uitspraak van 14 maart 2025 kunnen overwegen dat niet kan worden beslist op de verzoeken III tot en met IV, maar dat dit niet is gebeurd houdt niet in dat het verzet gegrond is. De rechtbank heeft immers een oordeel gegevens over datgene waartegen het beroep van artikel 6:12 van de Awb openstaat: het niet tijdig beslissen op het bezwaar van 23 april 2024. Indien de rechtbank zou hebben beslist op de verzoeken III tot en met IV zou zijn geanticipeerd op wat het Openbaar Ministerie zou moeten doen. Dit is niet aan de rechtbank.
Met betrekking tot de inzagewens van eisers geeft de verzetsrechter eisers in overweging dat een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden ingediend. Hiermee kan een voorlopige beslissing van de rechter worden gevraagd indien de uitkomst van het inzageverzoek niet kan worden afgewacht vanwege een spoedeisend belang.
Ten aanzien van het standpunt van eisers dat dwangsommen zijn verbeurd maar dat er geen dwangsom is uitbetaald overweegt de verzetsrechter dat de gang naar de burgerlijke rechter hiertoe de aangewezen weg is.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.