ECLI:NL:RBDHA:2025:15754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
NL23.9016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning regulier voor zelfstandige

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 augustus 2025, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van de eiser om een voorlopige voorziening. De eiser had op 2 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag werd op 22 maart 2023 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, omdat de eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van dit vereiste was vrijgesteld. Na het indienen van bezwaar bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot het bestreden besluit van 9 januari 2025. De voorzieningenrechter oordeelt dat een zitting niet nodig is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de rechtbank op 16 april 2025 al uitspraak had gedaan op het beroep van de eiser. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening en dat de minister de proceskosten van de eiser niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9016

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening vanwege de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige.
1.1.
Verzoeker heeft op 2 januari 2023 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 22 maart 2023 afgewezen, omdat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv en hij niet van dit vereiste wordt vrijgesteld. Met het bestreden besluit van 9 januari 2025 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De rechtbank heeft op 16 april 2025 uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. [2] Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. De minister hoeft de proceskosten van verzoeker niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 16 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6480.