Op 9 november 2023 heeft verzoeker een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met een besluit op 7 maart 2024. Na het indienen van bezwaar, bleef de minister bij zijn afwijzing in het besluit van 29 november 2024. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank had eerder op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL24.47943), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.