ECLI:NL:RBDHA:2025:15748
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Denemarken
In de zaak tussen verzoekster, mede namens haar minderjarige kind, en de Minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 augustus 2025 behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was, maar de gemachtigde van verzoekster zich had afgemeld. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL25.33703, behandeld. In die zaak heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier S.N. Lekatompessij, en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.