Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1] , eiser
de minister van Asiel en Migratie,
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
14 december 2021 in rechte vast staat. De rechtbank is ambtshalve, op basis van het dossier en wat tijdens de zitting is besproken, geen omstandigheden gebleken dat bij de uitvoering van het terugkeerbesluit een schending van het beginsel van non-refoulement voortvloeit. [20] Eiser heeft, zoals de minister terecht heeft overwogen, geen individuele omstandigheden of andere redenen naar voren gebracht om af te zien van het opleggen van het inreisverbod, of het verkorten daarvan. De stelling van eiser dat het inreisverbod een disproportionele inperking vormt van zijn recht op vrije verplaatsing, zoals neergelegd in artikel 13 van de UVRM [21] , is een herhaling van wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. In het bestreden besluit is de minister daar uitvoerig en gemotiveerd op ingegaan. De rechtbank volgt de motivering van de minister. Dat eiser in Nederland een sociaal netwerk heeft, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 maart 2025;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigende bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.721,-.