ECLI:NL:RBDHA:2025:15587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.34789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was opgelegd op 22 juli 2025, maar werd op 29 juli 2025 opgeheven omdat de eiser zijn asielaanvraag had ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank toetste ambtshalve of de maatregel van bewaring rechtmatig was geweest voorafgaand aan de opheffing. Op basis van artikel 106 van de Vreemdelingenwet kan de rechtbank schadevergoeding toekennen indien de bewaring onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, zelfs niet met inachtneming van de toetsing die voortvloeit uit een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.C. Harting, in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Abrahams, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34789

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Pattiata).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 29 juli 2025 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat eiser zijn asielaanvraag van 22 juli 2025 heeft ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2025 op zitting behandeld. Zowel eiser als verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Ambtshalve toetsing
2. Eiser heeft geen gronden gericht tegen de maatregel van bewaring. De rechtbank is gehouden ambtshalve te toetsen of aan de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring is voldaan, zoals volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858). Ook met inachtneming van deze toets ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie en gevolgen
3. Het beroep tegen de maatregel van bewaring is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.