ECLI:NL:RBDHA:2025:15499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/685960 / FA RK 25-4009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en afwikkeling huwelijksvermogensregime

Op 7 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, die op [datum] 2002 te [plaats 2], [land] met elkaar zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Alkilic, heeft op 28 mei 2025 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij ook een ouderschapsplan is ingediend. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Uzumcu, heeft zich gerefereerd aan het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. De rechtbank heeft ook het ouderschapsplan, dat door beide partijen is ondertekend, als onderdeel van de beschikking opgenomen. De minderjarige [minderjarige] heeft haar mening kenbaar gemaakt in een gesprek met de rechter, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen.

Daarnaast heeft de rechtbank de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime beoordeeld. Aangezien de man en de vrouw op het moment van hun huwelijk de Turkse nationaliteit hadden, is het Turkse recht van toepassing op hun huwelijksvermogensregime. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de echtelijke woning en de inboedel toegewezen, waarbij de woning aan de vrouw wordt toegedeeld onder de voorwaarde dat zij de man uitkoopt. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 7 augustus 2025, waarbij mr. M.F. Baaij als (kinder)rechter en mr. R.P. Bas als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4009
Zaaknummer: C/09/685960
Datum beschikking: 7 augustus 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 28 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. Alkilic te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Uzumcu te Rijswijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 5 juni 2025 van de vrouw, met bijlagen, waaronder het door partijen getekende ouderschapsplan;
  • het F9-formulier van 17 juni 2025 van de vrouw, met bijlage;
  • de referteverklaring van de man, ingekomen op 23 juni 2025.
De minderjarige [minderjarige] heeft in een gesprek met de rechter haar mening kenbaar gemaakt.

Verzoek

Het verzoek strekt tot echtscheiding en het treffen van nevenvoorzieningen als volgt:
  • te bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking;
  • te bepalen dat de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats 1] wordt toegedeeld aan de vrouw onder de voorwaarde dat zij de man uitkoopt en de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
  • te bepalen dat aan ieder van de partijen zonder verrekening wordt toegedeeld de inboedel die hij/zij onder zich heeft;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2002 te [plaats 2] , [land] .
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Turkse nationaliteit.

Beoordeling

Echtscheiding en ouderschapsplan
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft zich ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen. De wet staat niet toe de echtscheiding uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank wijst het verzoek daartoe dan ook af.
Partijen hebben onderling een regeling getroffen die is vermeld in het aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan. De rechtbank zal, conform het verzoek en de referteverklaring, bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking. Mede naar aanleiding van het gesprek dat de rechtbank met [minderjarige] heeft gehad, merkt de rechtbank op dat zij ervan uitgaat dat partijen oog zullen hebben voor de wensen van hun kinderen en dat de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling ruimte biedt om deze op basis van die wensen aan te passen als dat in het belang is van de kinderen.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Rechtsmacht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij ook rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime.
Toepasselijk recht
Omdat de man en de vrouw op [datum] 2002 te [plaats 2] , [land] met elkaar zijn gehuwd, is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (het Verdrag) van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt voor het toepasselijk recht.
Op grond van artikel 4 van het Verdrag wordt, indien de echtgenoten vóór het huwelijk het toepasselijke recht niet hebben aangewezen, hun huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van de Staat op welks grondgebied zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen.
Het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten wordt echter beheerst door het interne recht van de Staat van hun gemeenschappelijke nationaliteit:
indien door die Staat de in artikel 5 bedoelde verklaring is afgelegd en de werking daarvan niet door het tweede lid van dat artikel is uitgesloten;
indien die Staat niet partij is bij het Verdrag, terwijl volgens zijn internationaal privaatrecht zijn interne recht van toepassing is en de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen:
a. in een Staat die de in artikel 5 bedoelde verklaring heeft afgelegd, of
b. in een Staat die geen partij is bij het Verdrag en waarvan het internationaal privaatrecht eveneens de toepassing van hun nationale recht voorschrijft;
3. indien de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk niet op het grondgebied van dezelfde Staat vestigen.
Gebleken is dat partijen ten tijde van het huwelijk de Turkse nationaliteit gemeenschappelijk hadden. Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat de vrouw in Nederland staat ingeschreven sinds 27 juli 2000 en de man sinds 31 januari 2004. Hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk was dus niet op het grondgebied van dezelfde Staat gevestigd. Op grond van het voorgaande wordt het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten beheerst door het interne recht van de Staat van hun gemeenschappelijke nationaliteit, te weten het Turkse recht.
Inhoudelijke beoordeling
De man heeft zich gerefereerd aan de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de echtelijke woning en de inboedel. De rechtbank zal deze verzoeken als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw, gehuwd op [datum] 2002 te [plaats 2] , [land] ;
*
bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan met betrekking tot de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , deel uitmaakt van deze beschikking;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast:
  • bepaalt ten aanzien van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] dat de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij de man uitkoopt en de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
  • bepaalt dat aan ieder van de partijen zonder verrekening wordt toegedeeld de inboedel die hij/zij onder zich heeft;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 augustus 2025.