3.4.2Feiten 1 en 3
3.4.2.1 Partiële vrijspraak, voor zover betreffende de zaken 2.3 en 2.5
De feiten
Op 11 november 2022 werden de slachtoffers [naam 3] (zaak 2.3; hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (zaak 2.5; hierna: [naam 4] ) gebeld en opgelicht door een persoon die zich voordeed als bankmedewerker. Zowel [naam 3] als [naam 4] kregen de dag vóór het telefoontje een e-mailbericht van de Kamer van Koophandel. De persoon die [naam 3] en [naam 4] belde, gaf aan dat de slachtoffers “Anydesk” moesten downloaden en moesten inloggen met internetbankieren. Vervolgens is er van hun bankrekeningen geld afgeschreven en overgemaakt naar een rekening op naam van [naam 10] .
Betrokkenheid verdachte
Naar het oordeel van de rechtbank is de omstandigheid dat de verdachte op 11 november 2022 het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] gebruikte onvoldoende om zijn betrokkenheid, als pleger dan wel als medepleger, in deze zaken vast te kunnen stellen. Dit telefoonnummer speelt in deze zaken geen andere rol dan dat daarnaar werd doorgeschakeld toen het telefoonnummer waarmee [naam 3] en [naam 4] werden benaderd, werd teruggebeld. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte degene is geweest die de slachtoffers heeft gebeld. Ook kan niet worden vastgesteld dat hij de e-mailberichten waarvan [naam 3] en [naam 4] melding maken, heeft verstuurd. Evenmin blijkt dat op andere wijze sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met de persoon die belde en/of mailde gericht op oplichting en/of diefstallen met een valse sleutel en/of door middel van een valse naam en/of valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels. Wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde oplichting en diefstal op de wijze als hiervoor bedoeld, ontbreekt dus.
Tussenconclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte als (mede)pleger verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, voor zover deze betrekking hebben op de zaken van de slachtoffers [naam 3] (2.3) en [naam 4] (2.5). De rechtbank zal de verdachte voor die onderdelen vrijspreken.
3.4.2.2 Gebruikte bewijsmiddelen in de zaken 2.1, 2.4, 2.6, 2.7 en 2.8
De door verdachte bekende feiten
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 3 ten aanzien van de zaken 2.1 ( [naam 1] ), 2.6 ( [naam 5] en/of [naam 6] ) en 2.7 ( [naam 7] ) en zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15002022275584, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 491).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Met betrekking tot het onderzoek naar de genoemde telefoonnummers + [telefoonnummer 1] , + [telefoonnummer 4] en + [telefoonnummer 2]
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 november 2022 (p. 61-62);
2. Het proces-verbaal van analyse historische verkeersgegevens telefoonnummer [telefoonnummer 1] , opgemaakt op 5 februari 2023 (p. 65-75);
3. Het proces-verbaal van analyse historische verkeersgegevens telefoonnummer [telefoonnummer 5] , opgemaakt op 22 februari 2023 (p. 84-89);
4. Het proces-verbaal van bevindingen (verkregen gegevens [bedrijfsnaam] BV), opgemaakt op 13 april 2023 (p. 125-128).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 januari 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 13 september 2022 (p. 24-26);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 september 2022 (p. 27-28);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 september 2022 (p. 35-43);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 juni 2023 (p. 321-327).
Zaak 2.6 [naam 5] en/of [naam 6]
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 januari 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , mede namens [naam 6] , opgemaakt op 17 april 2023 (p. 365-367);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 juni 2023, (p. 368-377).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 januari 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , opgemaakt op 6 april 2023 (p. 378-379);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 juni 2023, (p. 380-386);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 juni 2023, (p. 394-398).
Ten aanzien van zaak 2.4 ( [naam 8] )
De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 3 ten aanzien van zaak 2.4. De rechtbank heeft ten aanzien van deze zaak in bijlage II de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De feiten
Op 11 november 2022, omstreeks 15.35 uur, werd het slachtoffer [naam 8] (hierna: [naam 8] ) gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de ING Bank. De beller gaf aan dat er verdachte activiteiten op de bankrekening van [naam 8] waren geweest. Hij vroeg haar “Anydesk” te downloaden. Hiermee zou hij haar kunnen helpen. Ook vroeg hij haar om haar bestedingslimiet te verhogen naar 4000 euro en gaf hij aan in contact te zijn met de Rabobank, waar [naam 8] ook een bankrekening heeft. [naam 8] heeft verschillende gesprekken met de man gevoerd en meerdere uren met hem gebeld. Omstreeks 18.30 uur is een vrouw van de ‘bezorgdienst’ naar de woning van [naam 8] gekomen om bankpassen op te halen. Kort daarna zijn er met die bankpassen verschillende geldbedragen gepind.
Telefoonnummers
Uit de belhistorie van de telefoon van [naam 8] is naar voren gekomen dat zij tussen 15.37 uur en 18.41 uur in totaal zeven keer is gebeld. De beller maakte daarbij eenmaal gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] , tweemaal van het telefoonnummer + [telefoonnummer 5] en viermaal van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] .
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] een doorschakelnummer betreft en dat één van de daaraan gekoppelde telefoonnummers, te weten telefoonnummer + [telefoonnummer 1] , op 11 november 2022 in gebruik was bij de verdachte. Uit het procesdossier volgt dat het telefoonnummer na 11 november 2022 niet meer in gebruik was. De politie heeft onderzoek gedaan om een ander telefoonnummer van de verdachte te achterhalen en daarbij onder andere vastgesteld dat de meest voorkomende tegencontacten van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] , ook de meest voorkomende tegencontacten zijn van het telefoonnummer + [telefoonnummer 5] en dat beide telefoonnummers in dezelfde telefoontoestellen geplaatst zijn geweest. De politie concludeert dat het zeer aannemelijk is dat de verdachte de gebruiker is van het laatstgenoemde nummer.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte op 11 november 2022 toen [naam 8] werd gebeld, ook de gebruiker was van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3]
Betrokkenheid verdachte
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat met [naam 8] contact is gezocht door middel van drie telefoonnummers, waarvan twee telefoonnummers aan de verdachte kunnen worden gekoppeld. De conclusie moet dus zijn dat in ieder geval zes van de telefonische contacten die er zijn geweest met [naam 8] , door de verdachte zijn gelegd.
De oplichting van het slachtoffer heeft er uit bestaan dat zij door de opgezette fraudeconstructie is bewogen tot afgifte van haar bankpassen. Na de door de verdachte gevoerde telefoongesprekken is een mededader naar de woning van de aangeefster gegaan om de bankpassen op te halen. Daarmee is vervolgens verschillende keren en op verschillende locaties, kort achter elkaar, gepind.
Met de door oplichting verkregen pinpas is volgens slachtoffer in totaal ruim € 2.821,- van haar bankrekeningen weggenomen. Aangezien de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen telefonische contact heeft gezocht met het slachtoffer, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij haar bankpassen aan een mededader van de verdachte heeft afgegeven, acht zij hem als medepleger ook verantwoordelijk voor de daaropvolgende diefstal met een valse sleutel, te weten het pinnen met de pinpas van het slachtoffer. De oplichting stond volledig ten dienste van de diefstal; zonder de oplichting was de diefstal niet mogelijk geweest.
Tussenconclusie
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, dat de verdachte en zijn mededader samen optrokken bij de oplichtingshandelingen en het binnenhalen van deze met oplichting verkregen gelden. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte de beller is geweest en daarmee de oplichtingshandelingen heeft verricht en als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal met valse sleutels. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van het ten aanzien van zaak 2.4 onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van zaak 2.8 ( [naam 9] )
De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 3 ten aanzien van zaak 2.8. De rechtbank heeft ten aanzien van deze zaak in bijlage III de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De feiten
Op 15 mei 2023 omstreeks 15.20 uur werd [naam 9] (hierna: [naam 9] ) gebeld door een man. De man zei dat [naam 9] een nieuw pasje zou krijgen en dat hij zijn oude pasje moest inleveren en klaarleggen, zodat dat opgehaald kon worden. De man bleef aandringen en belde [naam 9] meerdere keren. Hij vroeg [naam 9] ook zijn pincode bij het pasje te doen. [naam 9] zou dan een nieuwe code bij zijn nieuwe pasje krijgen. [naam 9] heeft hierna het gesprek beëindigd. Omstreeks 16.45 uur stond er een man bij hem voor de deur die zei dat hij het pasje van [naam 9] kwam ophalen. [naam 9] heeft hierop zijn pasje en pincode afgegeven. De man ging weg, maar belde na een paar minuten opnieuw aan bij de woning van [naam 9] . Hij vroeg of hij naar de wc mocht en [naam 9] liet hem binnen. Omdat het lang duurde, is [naam 9] bij de wc gaan kijken. De man was daar niet meer. [naam 9] kwam er vervolgens achter dat de man op de eerste verdieping van de woning was; [naam 9] zag hem daaruit vanuit een bovenraam aan de voorzijde van de woning naar beneden springen. Omstreeks 02.30 uur ging [naam 9] naar bed. Hij kwam toen tot de ontdekking dat zijn horloge weg was.
Omstreeks 17.02 uur diezelfde dag had een buurtbewoner aan de politie laten weten dat hij had gezien dat een jongen de woning van [naam 9] was binnengegaan, dat er na vijf minuten boven in de woning een raam open ging en dat er een jongen uit de raam sprong. Zijn vrouw had het incident, aldus de buurtbewoner, gefilmd.
Betrokkenheid verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zichzelf herkent op het screenshot van de door de buurtbewoner gemaakte filmbeelden, voor zover daarop een jongen is te zien die buiten loopt.
De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat de persoon die op de beelden uit een raam aan de voorzijde van de woning van [naam 9] aan het klimmen is, dezelfde persoon is als de persoon die buiten loopt en dat het de verdachte is geweest die in de woning van [naam 9] is geweest en aldaar de pas met pincode van [naam 9] en zijn horloge heeft weggenomen.
De rechtbank benoemt nog dat op het screenshot op p. 409 van het procesdossier waarop de verdachte zichzelf heeft herkend, dezelfde is als het rechter screenshot op pagina 407, waarvan de politie heeft aangegeven dat dit een screenshot is van de beelden waarop de persoon is te zien die van de eerste verdieping van de betreffende woning is gesprongen.
Tussenconclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van het ten aanzien van zaak 2.8 onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Medeplegen
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de bewezenverklaarde bankhelpdeskfraudes, in wisselende samenstellingen met anderen, niet alleen in zaak 2.4 betreffende aangeefster [naam 8] , zoals hiervoor overwogen, maar ook in de overige 4 zaken. De verdachte heeft immers bekend dat hij bij verschillende slachtoffers in de woning is geweest en in één geval de pinner is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in één zaak de beller was. In de gevallen dat er bankpassen afhandig zijn gemaakt, is er telkens door iemand (de verdachte of een onbekende derde) kort daarna, op verschillende locaties gepind. Dat vereist een behoorlijke mate van organisatie. Er was dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen, gericht op oplichting en gekwalificeerde diefstal zoals tenlastegelegd in feit 3. Uit de omstandigheid dat de verdachte de ene keer d e beller was en de andere keer ook degene die langs de woningen ging en pinde, volgt dat de rollen van de daders inwisselbaar waren. De conclusie luidt dan ook dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd in de bewezenverklaarde zaken, zodat hij als medepleger daarvan moet worden aangemerkt.
Conclusie
Op grond van al het hiervoor overwogene acht de rechtbank het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen (met uitzondering van de zaken 2.3 en 2.5), zoals hierna onder 3.5 weergegeven.