ECLI:NL:RBDHA:2025:15358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.35637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en de rol van gelegenheidstolken in asielprocedures

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 augustus 2025, wordt de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel beoordeeld die aan eiser is opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die op 27 juli 2025 samen met zijn partner op Schiphol arriveerde, kreeg op 28 juli 2025 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij ook schadevergoeding heeft gevraagd. De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een gelegenheidstolk aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat de vrijheidsontnemende maatregel vanaf het begin onrechtmatig was, omdat eiser niet zorgvuldig is gehoord. Eiser werd gehoord in het bijzijn van zijn partner, die als gelegenheidstolk fungeerde, wat leidde tot schending van zijn privacy en onduidelijkheid in de communicatie. De rechtbank oordeelt dat de medische omstandigheden van eiser, waaronder claustrofobie en psychische problemen, niet adequaat zijn meegenomen in de beoordeling van de detentiegeschiktheid. Hierdoor is eiser in zijn belangen geschaad.

De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel met terugwerkende kracht en kent eiser een schadevergoeding toe van € 1.600,- voor de onrechtmatige detentie. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het horen van asielzoekers, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van gelegenheidstolken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.35637

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.W. Boorsma).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2025 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is ook een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is. De rechtbank is van oordeel dat dit vanaf het begin niet het geval is. De maatregel wordt daarom door de rechtbank opgeheven. Het beroep is gegrond. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wat betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
2. Eiser is op 27 juli 2025 samen met zijn partner (zaak met zaaknummer NL25.35635) op Schiphol aangekomen. Eiser heeft vervolgens een aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 gekregen om zich voor een nacht op te houden in de lounge. Eiser heeft op 28 juli 2025 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft de toegangsweigering uitgesteld en eiser gehoord. Verweerder heeft vervolgens de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Omdat er aanwijzingen zijn dat Spanje op grond van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers aanvraag om een verblijfsvergunning, heeft verweerder beoordeeld dat ten aanzien van eiser een significant risico bestaat dat hij zal onderduiken.
Is eiser op de juiste manier gehoord?
3. Eiser voert aan dat het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel onzorgvuldig is geweest. Eiser is niet in zijn moedertaal Armeens gehoord. Hij is samen met zijn partner gehoord. Zijn partner is gehoord met een telefonische tolk Russisch en later door de verbalisant in het Engels. Zijn partner heeft het gehoor in het Armeens vertaald voor eiser. In het aanmeldgehoor van 30 juli 2025 heeft eiser aangegeven dat hij lijdt aan claustrofobie en ook psychische problemen heeft. Dit is door de gang van zaken tijdens het gehoor voorafgaand aan de maatregel niet aan de orde gekomen. Doordat zijn partner tolkte voor eiser, is ook eisers privacy geschonden; hij kon niet vrijuit praten over zijn persoonlijke omstandigheden.
3.1
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van gehoor en het proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2025 blijkt dat eiser is gehoord in het bijzijn van zijn partner die als tolk door verweerder is ingeschakeld en heeft vertaald van Russisch/Engels naar Armeens. In het proces-verbaal van bevindingen staat het volgende:
“(X) Ten tijde van het gehoor was er geen beëdigd en/of onbeëdigd tolk Armeens beschikbaar. Partner van vreemdeling met vnr: 2972541725, is gehoord in de Russische taal middels beëdigd tolk met nummer 619. Partner van vreemdeling is de Armeense taal machtig. Met toestemming van vreemdeling en zijn partner heeft partner gediend als gelegenheidstolk in de Armeense taal”.
3.2
De rechtbank leidt uit de Wet beëdigde tolken en vertalers niet af dat er in een geval als dit geen gebruik mag worden gemaakt van een andere vreemdeling als tolk. De rechtbank vindt wel dat verweerder zich er in dat geval van moet vergewissen dat die zogenoemde gelegenheidstolk voldoet aan de minimale kwaliteitseisen die in een bewaringsprocedure verwacht mogen worden. Er dient gewaarborgd te worden dat de aan eiser gestelde vragen op de juiste wijze zijn vertaald, juist omdat het om vrijheidsontneming gaat.
3.3
In het proces-verbaal van gehoor is voor de verklaringen van eiser verwezen naar het gehoor van zijn partner. In het proces-verbaal van bevindingen van de partner van eiser staat “Als u zegt dat wij in dat kamp geen gevaar lopen, dan heb ik daar geen problemen mee” en “Ik heb geen andere bijzonderheden en ik ben gezond”. In het proces-verbaal van bevindingen van eiser staat dat eiser op de vraag of er feiten en/of omstandigheden zijn die maken dat de vrijheidsontnemende maatregel niet mogelijk is, antwoordt: “dat is geen probleem” en “Ik ben helemaal gezond”.
Uit deze processen-verbaal en het proces-verbaal van gehoor van de partner kan de rechtbank niet opmaken hoe de communicatie tussen de verbalisant, eisers partner en eiser heeft plaatsgevonden en ook blijkt daaruit niet dat verweerder zich ervan vergewist heeft dat de vragen goed zijn doorgekomen bij eiser en zijn antwoorden vervolgens weer bij de verbalisant.
De rechtbank concludeert daarom dat eiser niet zorgvuldig is gehoord voorafgaand aan het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel.
Verder heeft eiser in het aanmeldgehoor in het kader van zijn asielaanvraag - waarbij hij wel is bijgestaan door een tolk Armeens - verklaard dat hij lijdt aan claustrofobie, die zich uit in angst en ademhalingsproblemen, en dat hij psychische problemen heeft. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat eiser hiervan nog geen last had toen verweerder hem hoorde voorafgaand aan het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel. Dit duidt er dus op dat eiser tijdens het gehoor niet goed heeft begrepen of kunnen vertellen dat er relevante medische omstandigheden waren en bevestigt de onzorgvuldigheid van het gehoor. Hieruit volgt ook dat verweerder deze medische problemen ten onrechte niet heeft betrokken in zijn afwegingen over de detentiegeschiktheid van eiser en over de vraag of een lichter middel op zijn plaats zou zijn. Ook die afwegingen voldoen dus niet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser gezien het voorgaande dusdanig in zijn belangen is geschaad dat de maatregel vanaf het begin onrechtmatig is en dient te worden opgeheven.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is gegrond en de maatregel is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van 12 augustus 2025.
4.1
Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 16 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) bewaring van 16 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.600,-.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel van bewaring met ingang van 12 augustus 2025;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.600,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.