In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen een besluit van 16 september 2024, waarin werd vastgesteld dat zij in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres heeft op 15 oktober 2024 bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Op 23 mei 2025 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van € 453,50 aan eiseres moet betalen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond was.