ECLI:NL:RBDHA:2025:152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
09/284351-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag

Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen van een geldbedrag van €524.185. De verdachte, geboren in Syrië en op dat moment gedetineerd, werd op 3 september 2024 in Delft aangehouden met een grote hoeveelheid contant geld in een roze koffer. Tijdens de zitting op 13 en 27 december 2024 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde, terwijl de verdediging geen bewijsverweer voerde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, wat leidde tot de bewezenverklaring van het witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als journalist werkzaam was en geen eerdere strafbare feiten had gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/284351-24
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] (Syrië),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 december 2024 (inhoudelijke behandeling) en 27 december 2024 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 december 2024 – ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 september 2024, te Delft, althans in Nederland, tezamen in vereniging met een ander, althans alleen, (van) een geldbedrag van €524.185,-, althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Daarbij is hij uitgegaan van medeplegen van schuldwitwassen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024284500, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 104).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 december 2024, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven):
Het was mijn auto.
Het geld is van iemand anders, ik kan niet zeggen van wie. Ik en mijn partner zitten in de problemen en ik wil niet dat mijn familie ook in de problemen komt.
Ik zou € 1500,00 krijgen voor het vervoer van dit geld.
Ik zou het geld meenemen naar Nederland. Daar zou de eigenaar contact met mij opnemen en vertellen naar wie ik het geld moest brengen.
Ik heb het geld vlug geteld. Ik wist ongeveer wat voor bedrag het was.
Ik herken mezelf op de foto op pagina 41, ik ben die man met de beige korte broek. Waarschijnlijk heeft mijn partner de foto gemaakt.
Ik heb het geld uit de koffer gehaald en op bed gelegd, omdat ik wilde weten dat er niks verbodens in zat, zoals drugs of iets anders.
Ik wist dat het een groot bedrag was.
Ik had al het gevoel dat het niet normaal was. De eigenaar had het geld moeten overmaken via de bank of normale kanalen, niet schimmig in een koffer.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 september 2024, voor zover inhoudende (p. 14-18):
Op dinsdag 3 september 2024. Wij zagen dat een voertuig, namelijk een blauwe Mazda 6, voorzien van het Franse kenteken [kenteken] , een melding genereerde op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Wij besloten het voornoemde voertuig kort te volgen. Wij zagen dat het voornoemde voertuig een opvallende rij route reed en (rij)gedrag vertoonde.
Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht op de Laan der Verenigde Naties te
Delft, maakten wij ons kenbaar als zijnde politie.
De bestuurder toonde mij zijn rijbewijs en kentekenbewijs. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd: [de verdachte]
Ik, [naam 1] , zag ondertussen dat de vrouwelijke bijrijder een zeer nerveuze indruk
op mij maakte. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houdster van het rijbewijs was genaamd: [naam 2]
Wij zagen direct een grote roze rolkoffer in de kofferbak liggen.
Wij, [naam 3] en [naam 1] , zagen dat [de verdachte] tijdens dit gesprek zichtbaar nerveus op ons overkwam. Tevens bevreemde het ons, dat [de verdachte] in eerste instantie verklaarde dat de koffer van een vriend was, maar vervolgens moest bellen naar iemand die in Turkije zit, zodat iemand die [de verdachte] zelf niet kent de koffer op kon komen halen.
Ik, [naam 1] , opende de inbeslaggenomen roze koffer en zag dat deze volledig was
gevuld met briefgeld, verpakt in twee plastic tassen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 september 2024, voor zover inhoudende (p. 52):
In totaal is dus 524185 euro inbeslaggenomen dat afkomstig is uit de koffer uit het
voertuig van de verdachten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 september 2024, voor zover inhoudende (p. 38-42):
Op vrijdag 13 september 2024 onderzocht ik de extractie van een inbeslaggenomen
mobiele telefoon met goednummer 3198078.
Gelet op deze feiten alsmede het feit dat het toestel in haar tas werd aangetroffen, concludeer ik dat het aannemelijk is dat [naam 2] de eigenaar en gebruiker van het toestel betrof.
IMG 7422.HEIC
Ik zag dat dit een afbeelding betrof gemaakt met een Apple iPhone 15 Pro Max. Ik
zag dat de foto gemaakt was op 3 september 2024 om 09.45.33 uur.
Gelet op deze feiten is met zekerheid te zeggen dat de foto met het onderzochte toestel gemaakt was.
Op de foto zag ik een bed met daarop grote stapels contant geld. Naast de stapels
geld zag ik een geopende koffer. Ik zag de koffer aan de binnenzijde zwart van
kleur en aan de buitenzijde roze van kleur was.
Ook zag ik dat een persoon voorover gebukt met, in elk geval, twee stapels geld in
de hand.
Op hetzelfde fotoblad vergeleek ik Foto 3 en Foto 4, waarop een soortgelijke koffer
zichtbaar was. Ik zag soortgelijke stapels geld in deze koffer. Ik acht het zeer
waarschijnlijk dat dit dezelfde koffer en hetzelfde geld betrof als op de door mij
aangetroffen foto.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Criminele herkomst
Het aantreffen van een hoeveelheid contant geld van deze omvang (ruim vijf ton), gebundeld en verpakt in een koffer, rechtvaardigt een vermoeden van witwassen. De verdachte heeft wel een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, maar die verklaring is niet verifieerbaar. De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van misdrijf afkomstig is, zonder dat daarbij kan worden vastgesteld dat het om een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf gaat.
Opzet
De verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij voelde dat het vervoeren van een contant geldbedrag niet normaal was. Hij vond dat de persoon van wie hij het geldbedrag ontving, dit geldbedrag had moeten overmaken via de bank en niet schimmig in een koffer had moeten doen. Gelet op deze verklaring acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft geconcludeerd, het ten laste gelegde opzetwitwassen wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Op 3 september 2024 is een foto gemaakt met de telefoon van de medeverdachte [naam 2] van het gebundelde geldbedrag dat op het bed ligt. De verdachte is op deze foto te zien en is bezig met het geld. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is op de foto. De roze koffer is op de achtergrond van de foto te zien. De roze koffer met het geldbedrag wordt dezelfde dag aangetroffen in het voertuig van de verdachte. De medeverdachte [naam 2] was op dat moment aanwezig als bijrijder in de auto en heeft eerder die dag ook gereden in de auto. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [naam 2] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 3 september 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van € 524.185 voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte wist dat dat voorwerp -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met het feit dat er geen aanwijzingen zijn voor criminele contacten, het feit dat de verdachte zijn leven op orde heeft en er veel te verliezen is en het feit dat de jurisprudentie in dit soort zaken regelmatig afwijkt van de LOVS-oriëntatiepunten. De verdediging heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim een half miljoen euro. Het witwassen van contant geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft onvoldoende duidelijkheid gegeven over de context waarom een half miljoen euro van Frankrijk naar Nederland vervoerd werd. De verdachte durft de naam van de persoon van wie hij het geldbedrag moest vervoeren naar Nederland niet te noemen, aangezien hij bang is voor de veiligheid van zichzelf, zijn partner en zijn familie. Deze dreiging is een aanwijzing dat het contante geld wel degelijk met een criminele context te maken heeft.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 november 2024. De verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met politie of justitie.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de omstandigheden dat de verdachte werkt als journalist en woont in Frankrijk.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: de LOVS-oriëntatiepunten) voor fraude tot uitgangspunt genomen. Het uitgangspunt voor een half miljoen euro is een gevangenisstraf van 18 maanden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank houdt bij de bepaling van het voorwaardelijk strafdeel rekening met de grotere rol van de verdachte ten opzichte van medeverdachte [naam 2] . De verdachte is degene die de afspraak heeft gemaakt om het geldbedrag te vervoeren, het plan heeft bedacht, bezig was met het geld op de slaapkamer en het geld heeft vervoerd in zijn auto.

7.Het in beslag genomen voorwerp

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage Iaan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp (€ 524.185,00) zal worden verbeurd verklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (€ 524.185,00) verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien het voorwerp door middel van het bewezen verklaarde strafbare feit is verkregen en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het voorwerp toebehoort. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JAREN vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. € 524.185,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. L.J. van den Herik, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2025.
Bijlage I
Beslaglijst