ECLI:NL:RBDHA:2025:15176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
09/093901-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met toepassing van jeugdstrafrecht en overwegingen omtrent bewijs en betrouwbaarheid van verklaringen

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 maart 2023 in Wassenaar, waarbij de verdachte de aangeefster, die onder invloed van alcohol was, heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de verklaringen van de aangeefster en ondersteunend bewijs zoals DNA-analyse. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van wettig bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aangeefster heeft verkracht door gebruik te maken van zijn feitelijke overwicht en door haar herhaaldelijk te negeren toen zij aangaf dat zij dit niet wilde. De verdachte is veroordeeld tot 6 maanden jeugddetentie, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte, hoewel hij net 19 jaar oud was ten tijde van het delict, onder het jeugdstrafrecht valt, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de aard van het delict.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/093901-24
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2004 op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 6 februari 2025 (pro forma) en 31 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.H.E. Wanrooij naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Wassenaar, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds handelen en/of
- misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (te weten getalsmatig overwicht en/of de lichamelijke toestand van die [aangeefster] ) en/of
- het voorbijgaan aan (meerdere) verbale uitingen gedaan door die [aangeefster] , te weten 'Stop' en/of ‘Ik wil dat niet’ en/of ‘Mi No Ke', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] ;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2023 te Wassenaar, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het brengen en/of duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023069488, van de politie eenheid Den Haag, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 476).
1.
Het proces-verbaal aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 6 april 2023, voor zover inhoudende (p. 44 - 52)V: Wat heeft [de verdachte] gedaan? (rechtbank: dit is de bijnaam van de verdachte)
A: Mij verkracht.
V: We gaan naar die dag, 7 maart.
A: Ik was naakt, ik wilde dat niet. Hij had zijn vingers in mij. In mijn vagina. Ik
wilde dat niet, ik was dronken. Toen ik bij kwam, zei ik 'ik wil dat niet'.
V: Hoe vaak heb je dat gezegd?
A: Dat weet ik niet. Ik heb het wel gezegd en ik heb ook 'Mi No Ke' gezegd. Dat
betekent 'ik wil niet' precies dat.
Toen voelde ik dat [de verdachte] mij opzij probeerde te duwen. Ik denk dat hij toen zijn penis
in mijn vagina wilde duwen. Ik weet het niet zeker. Het voelde groter dan zijn
vingers. Ik weet het niet zeker, want ik kon het niet zien. Toen heb ik hem van mij
afgeduwd.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 71 - 72):
Op dinsdag 7 maart 2023 omstreeks 03:30 uur hoorde ik dat de dienstdoende centralist een melding uitgaf op de [adres 2] te Wassenaar. Rond 03:50 uur kwam ik ter plaatse en zag ik dat mijn collega's al binnen waren. Ik hoorde ze zeggen dat er een meisje en twee jongens in de hotelkamer zaten en ik hoorde ze zeggen dat het meisje huilend naar buiten kwam.
Ik vroeg aan de collega die het incident coördineerde of dat er een vrouwelijke
collega al bij het slachtoffer was. Ik hoorde hem zeggen dat dit niet zo was, ik
vertelde hem dat ik dan richting het slachtoffer ging en en ik nam haar apart.
Beneden ben ik met het slachtoffer gaan zitten en het slachtoffer bleek [aangeefster]
geboren op [geboortedatum 2] 2004 te zijn. Ik zag dat er nog tranen over de
wangen van het slachtoffer liepen.
Ik hoorde dat [aangeefster] vertelde dat zij terwijl ze onder invloed van alcohol was op het bed lag in de hotelkamer. Ik hoorde haar zeggen dat zij ineens voelde dat hij short naar beneden werd getrokken en dat ze voelde dat ze gevingerd werd. Ik hoorde haar zeggen dat ze meerdere malen riep: "Stop, stop, ik wil dit niet." Ik hoorde haar zeggen dat [de verdachte] dit deed en dat hij niet stopte. Ik hoorde haar zeggen dat ze zijn penis voelde en dat ze voelde dat zijn penis in haar vagina ging. Ik hoorde haar zeggen dat bleef roepen dat hij moest stoppen en dat ze dit niet wilde.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 73 - 74):
In de gang voor kamer [nummer] hoorde ik en ook de overige collega's door de deur heen stemmen die een gesprek voerden. Hierop werd door een van de collega's op de deur geklopt en na enkele seconden werd de deur geopend door een man van circa 20 jaar. Vanuit de gang kon ik de kamer inkijken en zagen in het bed nog ongeveer even oude een man liggen. De collega sprak de man aan en vroeg of er een meisje in de kamer was en of wij binnen mochten komen.
Hierop stapte ik ook binnen en zag een dichte deur waarvan ik vermoedde dat dit de
badkamer was. Ik voelde aan de deurklink en merkte dat die deur vergrendeld was. Ik klopte op de deur en gaf aan dat ik van de politie was. Hierop werd de deur geopend en zag ik een jonge vrouw van circa 18/20 jaar. Zij had een mobiele telefoon in haar hand en was geheel gekleed. Ik sprak haar aan met de woorden dat wij van de politie waren en zij veilig was. Of zij mee wilde lopen de hal in, weg bij de mannen. Dit deed de vrouw en in de gang vroeg ik aan haar hoe het ging en of er iets was gebeurd waarover zij mij wilde vertellen. De vrouw maakte een wat timide indruk. Zij vertelde dat zij was verkracht door een van de mannen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 84, 85, 313 en 316):
Op dinsdag 14 maart 2023 tussen 07:30, kreeg ik het verzoek om de veiliggestelde data van de Apple IPhone 13 Pro Max van [aangeefster] te bekijken.
Gesprek tussen [whatsapp id 1] (owner) en [whatsapp id 2] .Het gesprek was gevoerd op maandag 7 maart 2023 tussen 02:14:23 uur en 02:42:16 uur. Het gesprek was in het Papiaments gevoerd. Het gesprek is vertaald door een tolk Papiaments.
Het nummer [whatsapp id 1] is van [de verdachte] . Hij wordt ook wel [de verdachte] genoemd.
Bericht 142 – wel gevingerd, maar ik heb jou niet geneukt.
Bericht 159 – o jaa? En ik wilde het niet, toch??? Want ik heb tegen jou gezegd ‘stop’ ‘ik wil het niet.’
Bericht 161 – je liet mij even (mijn gang) gaan en daarna zei je ‘stop’ en ik bleef jou vingeren.
5.
Het geschrift, te weten een rapport 'Onderzoek naar biologische en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Wassenaar op 7 maart 2023' van het NFI, gedateerd 27 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 411 - 419):
onderzoeksset zedendelicten van verdachte [de verdachte] ZAAE4511NL
SIN
DNA kan afkomstig zijn van:
Bewijskracht:
ZAAE4511NL#01
penishuid nat
minimaal twee personen:
- verdachte [de verdachte]
- slachtoffer [aangeefster]
- zie toelichting 1
- meer dan 1 miljard
ZAAE4511NL#05
middelvinger rechts nat
minimaal drie personen:
- verdachte [de verdachte]
- slachtoffer [aangeefster]
- minimaal één onbekende
persoon, waarvan minimaal één man
- zie toelichting 1
- meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
ZAAE4511NL#07
wijsvinger links nat
minimaal twee personen:
- verdachte [de verdachte]
- slachtoffer [aangeefster]
- zie toelichting 1
- meer dan 1 miljard
ZAAE4511NL#08
wijsvinger rechts nat
minimaal drie personen:
- verdachte [de verdachte]
- slachtoffer [aangeefster]
- minimaal één andere persoon
(zie toelichting 3)
- zie toelichting 1
- meer dan 1 miljard
Bemonstering ZAAE4511NL#01 (penishuid nat)
Op basis van de resultaten van de RNA-celtypering is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van vaginale cellen in deze bemonstering.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging zedenzaken (juridisch kader)
De rechtbank stelt bij haar beoordeling ten aanzien van zowel het primair als subsidiair aan de verdachte tenlastegelegde het volgende juridisch kader voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal allereerst toetsen of de verklaring van de aangeefster betrouwbaar kan worden geacht. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaring [aangeefster] (hierna: aangeefster).
De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in haar aangifte bij de politie en tijdens het informatief gesprek zeden direct na de verkrachting gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verdachte de ten laste gelegde seksuele handelingen heeft verricht. De verklaringen van aangeefster komen in de kern erop neer dat zij ter gelegenheid van de verjaardag van de verdachte naar het hotel is gegaan, dat zij daar samen was met de verdachte en [naam] , dat ze veel hebben gedronken en dat de verdachte op enig moment, tegen haar wil, bij haar is binnengedrongen met zijn vingers en zijn penis.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn, omdat zij wisselend zou hebben verklaard over wie zij zou hebben geappt na de verkrachting en vanuit welke kamer. Ook zou aangeefster wisselend hebben verklaard over wie haar onder de douche zou hebben gezet en wie haar zou hebben verkracht.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank overweegt daartoe dat aangeefster op twee verschillende momenten, direct na het incident en een maand later, haar verhaal heeft gedaan bij de politie en telkens consistent, duidelijk en gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die op 7 maart 2023 hebben plaatsgevonden. Zo heeft zij verklaard dat zij de vingers van de verdachte duidelijk heeft gevoeld, maar dat zij niet zeker weet of hij ook met zijn penis bij haar is binnengedrongen. Aangeefster gaf wel direct aan dat zij dacht dat dit zijn penis was, omdat het groter voelde dan de vingers van de verdachte. Bij haar oordeel over de betrouwbaarheid betrekt de rechtbank ook dat aangeefster in de avond van 7 maart 2023 diverse berichten heeft gestuurd naar de verdachte, terwijl zij zich had opgesloten in de badkamer. Zo heeft zij gestuurd: “O jaa, en ik wil het niet, toch? Want ik heb tegen jou gezegd ‘stop’ ik wil het niet.” De rechtbank stelt vast dat deze berichten zijn gestuurd kort nadat de verkrachting volgens de aangeefster had plaatsgevonden. Daarnaast volgt uit het dossier dat aangeefster vanuit de badkamer een vriend van haar berichten met dezelfde strekking heeft gestuurd. De gestuurde berichten van aangeefster passen bij haar verklaring en duiden er naar het oordeel van de rechtbank op dat aangeefster boos en overstuur was, omdat zij − zoals door haar aangegeven − tegen haar wil seks had gehad. Hier komt bij dat de verbalisanten die ter plaatse kwamen, hebben waargenomen dat aangeefster erg emotioneel was en dat zij zich had opgesloten in de badkamer. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en acht deze betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijs. Volgens de rechtbank staat de gemoedstoestand van aangeefster die de verbalisanten hebben waargenomen in direct verband tot de ten laste gelegde gedragingen. Voorts is er een NFI-rapport inhoudende dat DNA-materiaal van aangeefster op de vingers en penis van de verdachte is aangetroffen. Op de penis van de verdachte zijn zelfs vaginale cellen van aangeefster aangetroffen. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor hoe de vaginale cellen van aangeefster op zijn penis zijn terecht gekomen. Ten slotte is er het bericht dat de verdachte na de verkrachting heeft gestuurd naar aangeefster, waarin hij zegt dat hij haar “heeft gevingerd, maar niet heeft geneukt.” De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat de berichten door zijn vriend zijn gestuurd niet aannemelijk, aangezien er in het dossier geen aanknopingspunten zijn gevonden die erop duiden dat zijn vriend op enig moment de telefoon van de verdachte in gebruik had. Alles afwegende, ziet de rechtbank voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
Dwang door andere feitelijkheden
De rechtbank dient derhalve vast te stellen of sprake is geweest van dwang. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de verdachte aangeefster met geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Het komt daarom aan op de vraag of de verdachte aangeefster opzettelijk door een (andere) feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte onverhoeds heeft gehandeld door aangeefster onverwachts binnen te dringen met zijn vingers en zijn penis, terwijl hij wist dat zij zwaar onder invloed was van alcohol. Daarbij heeft aangeefster herhaaldelijk gezegd dat de verdachte moest stoppen. De verdachte heeft deze signalen echter genegeerd en is door blijven gaan. Daarnaast staat vast dat de verdachte en zijn vriend een getalsmatig overwicht hadden en dat ze misbruik hebben gemaakt van de toestand waarin aangeefster verkeerde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte aldus een situatie doen ontstaan waarin aangeefster zich niet aan het seksueel binnendringen kon onttrekken en zij dus gedwongen werd dit te ondergaan. Het handelen van de verdachte kan niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest aangeefster daartoe te dwingen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er in deze situatie sprake is geweest van de hiervoor bedoelde dwang door feitelijkheden.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aangeefster heeft verkracht.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 7 maart 2023 te Wassenaar, door een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds handelen en
- misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (te weten getalsmatig overwicht en de lichamelijke toestand van
[aangeefster]) en
- het voorbijgaan aan (meerdere) verbale uitingen gedaan door die [aangeefster] , te weten 'Stop' en/of ‘Ik wil dat niet’ en/of ‘Mi No Ke', [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [aangeefster] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van aangeefster in een hotelkamer, terwijl zij onder invloed was van alcohol. Hoewel zij diverse malen heeft aangegeven dat zij dit niet wilde, heeft de verdachte zijn handelingen niet gestaakt. Hiermee heeft de verdachte op een grove wijze inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijk integriteit van zijn slachtoffer. Verkrachting is een zeer ernstig feit, dat bij slachtoffers naast pijn en angst ook grote en langdurige psychische problemen kan veroorzaken. De verdachte heeft zich bij dit feit kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften en in het geheel geen oog gehad voor de gevolgen die zijn gedragingen bij het slachtoffer teweeg brachten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Dit heeft dan ook geen invloed op de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 30 januari 2025. De reclassering adviseert bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Omdat de verdachte ontkent, kan de reclassering geen concrete uitspraken doen over de delictgerelateerdheid van de leefgebieden en risicofactoren. Wel ziet de reclassering zijn relatie met zijn partner, gezin en familie als een beschermende factor. De reclassering schat het recidiverisico op het gebied van zedendelicten in als gemiddeld en acht een reclasseringstoezicht met behandelverplichting van belang. In een behandeling dient er aandacht te zijn voor het leren praten over gevoelens, seksualiteit en het leren (h)erkennen van grenzen. Ten slotte adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat er geen doorslaggevende redenen zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering geeft aan dat de verdachte vader is en geen kinderlijker gedrag lijkt te vertonen dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten. Op basis van pedagogische mogelijkheden zijn er enigszins indicatoren voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten toch het jeugdstrafrecht toe te passen, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten net één dag 19 jaar oud. Voorts blijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting dat de verdachte nog bij zijn moeder woont, zij hem in veel dagelijkse zaken nog begeleid en hij een BBL-opleiding gaat volgen.
Op grond van deze persoonlijke omstandigheden vindt de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de reclassering, in de persoon van de verdachte, zoals hiervoor is uiteengezet, grond om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen van het adolescentenstrafrecht en zal zij toepassing geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is bij een verkrachting een jeugddetentie van 6 maanden het uitgangspunt.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank zal aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank begroot het aantal dagen aftrek op 2 dagen. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, te weten 2 maanden, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.

7.De in beslag genomen voorwerpen

De lijst van in beslag genomen voorwerpen vermeldt de volgende onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen:
1. STK telefoonautomaat, merk Apple iPhone, kleur wit (voorwerpnummer 2919886);
2. 1 STK telefoonautomaat, merk Samsung, kleur zwart (voorwerpnummer 2919882).
Ten aanzien van de in beslag genomen Samsung heeft de verdachte aangegeven dat geen beslag meer openstaat, omdat de telefoon aan de moeder van de verdachte is teruggegeven. De rechtbank zal ten aanzien van de Samsung dan ook geen beslissing nemen.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de Apple iPhone geconcludeerd dat de teruggave van de telefoon aan de verdachte kan worden gelast.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Omdat er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag, zal de rechtbank de teruggave van de telefoon aan de verdachte gelasten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht (2 dagen);
bepaalt dat een
gedeeltevan die straf,
groot 2 (TWEE) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Reclassering Nederland, [adres 3] te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de in beslag genomen goederen;
gelast de teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de veroordeelde, te weten:
1. STK telefoonautomaat, merk Apple iPhone, kleur wit (voorwerpnummer 2919886).
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. S. van der Harg, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 augustus 2025.