7.3Het oordeel van de rechtbank
De vordering tot schadevergoeding van [naam 1]
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten eigen risico en kleding, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag van
€ 439,52 (€ 349,62 aan medische kosten + € 89,90 aan kleding). Voorts zal de rechtbank ten aanzien van de post gederfde inkomsten het gevorderde bedrag ten dele toewijzen, te weten 10% van het inkomen dat [naam 1] niet uitbetaald heeft gekregen van zijn werkgever over de periode 9 december 2024 tot en met 5 januari 2025. Dit gelet op de loonstroken die met betrekking tot deze periode zijn overlegd. Dit betreft een bedrag van € 309,16 (€ 78,25 +
€ 76,97 + € 76,97 + € 76,97). Voor zover sprake is van méér gederfde inkomsten, komen die naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing aanmerking en zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien die inkomsten niet zijn onderbouwd met een arbeidsovereenkomst en/of loonstroken.
Ten aanzien van de laptop geldt dat de verdachte wordt vrijgesproken van de diefstal van de laptop en derhalve is de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor dat deel van de vordering. Ten aanzien van het voertuig geldt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard nu het voertuig niet zijn eigendom is en de schade hieraan eveneens is opgevoerd in de vordering van [naam 2] , alwaar deze zal worden toegewezen. Ten aanzien van het horloge geldt dat deze post gemotiveerd is betwist en onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 10.000,- . De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 10.748,68, bestaande uit € 748,68 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade toewijzen met ingang van 10 oktober 2024, zijnde het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen materiële schade toewijzen met ingang van 17 januari 2025, zijnde de datum van de indiening van de vordering.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.748,68, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2024 voor zover het de immateriële schade betreft (€ 10.000,-) en met ingang van 17 januari 2025 voor zover het de materiële schade betreft (€ 748,68), tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
De vordering tot schadevergoeding van [naam 2]
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post auto, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit ter grootte van het gevorderde bedrag van € 1.149,50.
Ten aanzien van het horloge geldt dat deze post gemotiveerd is betwist en onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat schadevergoeding aan een ander dan het slachtoffer alleen mogelijk is in het geval sprake is van affectieschade door overlijden van het slachtoffer, dan wel wanneer sprake is van schokschade. Affectieschade is hier niet aan de orde. Schokschade is immateriële schade die ontstaat door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Degene die vergoeding van schokschade vordert, moet zelf geestelijk letsel hebben opgelopen als direct gevolg van die waarneming of confrontatie. Vereist is dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld, hetgeen in beginsel het geval is indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De rechtbank acht het zeer goed voorstelbaar dat [naam 2] enorm is geschrokken door het waarnemen van het strafbare feit. Dat sprake zou zijn van geestelijk letsel, is echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart de vordering ten aanzien van de immateriële schade dan ook niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.149,50, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 oktober 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.149,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
De vordering tot schadevergoeding van [naam 3]
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat schadevergoeding aan een ander dan het slachtoffer alleen mogelijk is in het geval sprake is van affectieschade door overlijden van het slachtoffer, dan wel wanneer sprake is van schokschade. Affectieschade is hier niet aan de orde. Schokschade is immateriële schade die ontstaat door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Degene die vergoeding van schokschade vordert, moet zelf geestelijk letsel hebben opgelopen als direct gevolg van die waarneming of confrontatie. Vereist is dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld, hetgeen in beginsel het geval is indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De rechtbank begrijpt dat de impact van hetgeen is voorgevallen voor de benadeelde partij groot is, zeker nu de benadeelde partij een jong kind betreft. Dat sprake zou zijn van schokschade is echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart de vordering dan ook niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.