ECLI:NL:RBDHA:2025:1515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
09-032570-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere oplichtingen, diefstal en bedreiging met vrijspraak voor poging tot brandstichting

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere oplichtingen, diefstal en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2023 tot en met 1 oktober 2023 schuldig heeft gemaakt aan elf oplichtingen via Marktplaats, waarbij hij elektronica en auto’s heeft verkregen zonder betaling. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van een poging tot brandstichting door een tas met vuurwerk en brandbare stoffen tegen de woning van twee slachtoffers te gooien. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de poging tot brandstichting niet bewezen kon worden, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de bedreiging van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met een vrijheidsbeperkende maatregel en gedeeltelijke toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen. De schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/032570-24 en 09/082012-22 (tul)
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode 1] te [woonplaats]
Ter terechtzitting opgegeven verblijfadres: [verblijfadres] , [postcode 2] in [plaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S. de Korte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - kort en zakelijk weergegeven - ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1
hij zich in de periode van 1 januari 2023 tot en met 1 oktober 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan elf oplichtingen via Marktplaats waarbij elektronica en auto’s werden meegenomen zonder dat daarvoor werd betaald;
ten aanzien van feit 2
hij zich op 28 januari 2024 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot brandstichting of ontploffing door een tas met zwaar vuurwerk en een brandbare stof tegen een raam van de woning van [naam 1] en [naam 2] te gooien,
subsidiair: hij samen met anderen een brandstichting of ontploffing heeft voorbereid door die tas met zwaar vuurwerk en brandbare stof te vervaardigen en voorhanden te hebben,
meer subsidiair: hij samen met anderen [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met een misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat, de dood, zware mishandeling en/of brandstichting door het gooien van die tas met zwaar vuurwerk en brandbare stof tegen hun woning;
ten aanzien van feit 3
hij in de periode van 26 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023 met een ander [naam 3] heeft opgelicht waarbij ze werd bewogen tot afgifte van onder meer bankpassen (met pincode), een Apple tablet en een geldbedrag van € 850,-;
ten aanzien van feit 4
hij met een ander op 26 augustus 2023 een geldbedrag van € 850,- heeft gestolen van [naam 3] door middel van gebruik van haar bankpas;
ten aanzien van feit 5
hij op 15 september 2023 met een ander een Volkswagen Golf 6 van [naam 4] heeft gestolen;
ten aanzien van feit 6
hij op 17 januari 2024 [naam 5] (eigenaar van Used Products) heeft opgelicht voor 250 euro door een laptop te verkopen die hij door middel van oplichting heeft verkregen.
De tekst van de gehele tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.

3.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 1

De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het onder 1 tenlastegelegde voor zover die ziet op de oplichting van [naam 6] , gelet op het
ne bis in idem-beginsel. In dat verband stelt de raadsman dat getuige [getuige] verklaard heeft dat hij door de Belgische politie was aangehouden met de telefoon van [naam 6] bij zich en dat de zaak in België zou zijn afgedaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is. Ook als enige zaak in België tegen [getuige] zou zijn afgedaan, geldt dit niet voor de verdachte en is geen sprake van dubbele vervolging van de verdachte in de onderhavige zaak.
De rechtbank stelt voorop dat het
ne bis in idem-beginsel een garantie inhoudt tegen een dubbele vervolging wegens hetzelfde feitelijk gebeuren als waarvoor men reeds eerder is veroordeeld, vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging. Naar het oordeel van de rechtbank is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de verdachte eerder is vervolgd voor de oplichting van [naam 6] . Op basis van de verklaring van de getuige [getuige] kan hooguit worden vastgesteld dat [getuige] in België was aangehouden met de telefoon van [naam 6] bij zich, dat hij door de politie hierover is verhoord en dat de telefoon mogelijk terug zou zijn naar de eigenaar. Voor zover al de zaak in België strafrechtelijk zou zijn afgedaan, dan ziet die afdoening niet op de verdachte. Alleen al om die reden is geen sprake van een situatie waarin de verdachte opnieuw voor exact hetzelfde feit wordt vervolgd. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 meer subsidiair, en 3 tot en met 6 tenlastegelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde oplichtingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde poging tot ontploffing of brandstichting en voorbereiding van ontploffing of brandstichting bepleit dat deze feiten niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de onder 2 meer subsidiaire tenlastegelegde bedreiging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde oplichting heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de afgifte van het bedrag van € 850,- en heeft hij zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de onder 4 en 5 tenlastegelegde diefstallen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de onder feit 6 tenlastegelegde oplichting heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
De rechtbank komt tot de volgende bewijsbeslissingen.
4.3.
V
rijspraak feit 6
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 6 tenlastegelegde oplichting niet is bewezen. Daartoe is het volgende van belang.
De verdachte heeft op 17 januari 2023 een Apple Notebook die het eigendom was van [naam 7] voor € 250 verkocht aan Used Products. Ten laste is gelegd dat hij de aangever heeft bewogen tot afgifte van € 250,- in contanten doordat hij zich heeft voorgedaan als rechtmatige eigenaar van de Apple Notebook, deze Notebook vervolgens aan de aangever heeft verkocht voor € 250 terwijl hij wist dat de Notebook van misdrijf afkomstig was.
Valse hoedanigheid
Voor een bewezenverklaring van oplichting is vereist dat gebruik is gemaakt van één of meer oplichtingsmiddelen die genoemd staan in artikel 326, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Volgens de Hoge Raad levert de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide (ver)koper nog niet het aannemen van een valse hoedanigheid op in de zin van artikel 326 Sr. [1] Voor het aannemen van een valse hoedanigheid moet sprake zijn van voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Dit komt erop neer dat niet in alle gevallen waarin sprake is van bedrog, het handelen van de verdachte ook kan worden aangemerkt als oplichting in strafrechtelijke zin.
De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen dat sprake is geweest van meer dan de leugen of verzwijging over het eigendom van de verkochte Apple Notebook. Bij deze stand van zaken kan niet worden gesproken van een valse hoedanigheid zoals bedoeld in artikel 326 Sr. Van een bijkomende gedraging of omstandigheid is immers niet gebleken.
Valse naam, listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels
Op basis van de summiere informatie in het dossier, blijkt evenmin dat op enig moment sprake is geweest van het aannemen van een valse naam, listige kunstgrepen dan wel een samenweefsel van verdichtsels. De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 6 is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1, 2, 3, 4 en 5
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank zal voor feit 1 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
4.5.
Overwegingen ten aanzien van feit 2
Inleiding
Uit de aangifte van [naam 2] volgt dat zij in de ochtend van 28 januari 2024 voor haar woning een plastic tas met daarin onder andere een plastic fles met een vloeistof met chemische geur, een deel van een stoeptegel en vuurwerk (7 stuks nitraten en 1 ‘vlinder’) heeft aangetroffen. Op de camerabeelden was te zien dat daarvoor ’s-nachts (omstreeks 02:40 uur) twee jongens bij de woning van [naam 2] en [naam 1] komen aanlopen met de tas. Een van de jongens zegt tegen de andere jongen dat hij de tas wel hard moet gooien, waarop de ander antwoordt: “ja, ja, ja” en vervolgens de tas tegen de woning gooit. Zowel [naam 2] als [naam 1] menen de stem van de verdachte te herkennen, echter uit het dossier blijkt dat de verdachte op de bewuste nacht tussen 01:49 en 11:05 uur in een hotel in Scheveningen verbleef.
Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat het aangetroffen vuurwerk zwaar knalvuurwerk betreft waar - bij grote hoeveelheden - het risico op een massa explosie bestaat. Verder bevatte de tas brandbare vloeistof die in combinatie met het vuurwerk een Vuurwerk Brandstof Combinatie (VBC) kan vormen. Wanneer deze bestanddelen daadwerkelijk met elkaar verbonden zouden zijn, dan vormen zij een explosief.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met zijn opdracht geprobeerd heeft om de explosieve inhoud van de tas tot ontploffing te laten brengen of daarmee brand te stichten. Uit de forensische informatie in het dossier blijkt niet dat de aangetroffen bestanddelen van een VBC bij het onderhavige incident tot ontbranding dan wel ontploffing hadden kunnen leiden. De rechtbank betrekt hierbij dat op de plaats delict geen voorwerpen zijn aangetroffen waarmee het vuurwerk kon worden ontstoken. Ook is niet uit de camerabeelden of anderszins gebleken dat ontstekingshandelingen waren verricht of dat er andere omstandigheden waren die tot ontploffing van het vuurwerk hadden kunnen leiden. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot ontploffing of brandstichting.
Om diezelfde reden zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van de subsidiair tenlastegelegde voorbereiding. Aangezien niet is komen vast te staan dat de aangetroffen bestanddelen van een VBC tot ontploffing of brandstichting hadden kunnen leiden, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het in de tenlastelegging genoemde misdadig doel, te weten brandstichting of ontploffing.
Bewezenverklaring feit 2 meer subsidiair
De meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging acht de rechtbank wel bewezen. Daartoe is het volgende van belang.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het de verdachte is geweest die de opdracht heeft gegeven om de tas met de genoemde (brandbare) goederen richting de woning van de aangeefsters te gooien, althans voor haar deur te leggen. Uit het onderzoek aan de telefoon van de verdachte blijkt dat hij enkele uren voor het incident een gesprek voerde over de levering van nitraten. Hij gaf in dat gesprek aan dat hij twee mensen heeft geregeld en dat hij nu snel ‘roze’ nodig heeft. Zijn gesprekspartner moet vervolgens van de verdachte “die dingen” aan een van die twee personen geven omdat de verdachte uit de stad wil, zodat hij een alibi heeft. Nitraten zijn voorzien van roze folie en zijn ook aangetroffen in de tas. Daarnaast is op de plastic fles die in de tas zat een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen: de verdachte en minimaal twee onbekende personen. De berekende bewijskracht van de DNA-match van de verdachte is door de deskundige vastgesteld op meer dan 1 miljard. De rechtbank concludeert hieruit dat er daadwerkelijk DNA van de verdachte op de fles is aangetroffen en dat hij bij de samenstelling van de inhoud van de tas betrokken is geweest.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niets van de plastic tas en de mogelijk explosieve inhoud daarvan afwist. Hij zou aan de twee jongens hebben gevraagd om een vals dreigbriefje voor de deur van aangeefsters te leggen en vervolgens aan te bellen om [naam 1] bang te maken. Uiteindelijk zou hij van dat plan hebben afgezien en er zou nooit groen licht zijn gegeven aan de jongens voor enige actie richting [naam 1] . Deze verklaring van de verdachte wordt door niets en niemand bevestigd. Bovendien is deze strijdig met zijn eigen schriftelijke verklaring. Daarin schreef de verdachte aan de raadkamer gevangenhouding van de rechtbank dat het de bedoeling was dat de jongens die hij had geregeld ook roze nitraten zouden krijgen om zijn plan uit te voeren. Gelet op het voorgaande, schuift de rechtbank de verklaringen van de verdachte dat de tas met explosieven geen onderdeel van het plan was en dat hij het plan zou hebben willen afblazen, als onaannemelijk terzijde.
Het gooien van explosieven tegen een woning waar mensen in verblijven is naar zijn aard geschikt om de bewoners grote vrees aan te jagen. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [naam 1] dat de verdachte haar de avond voor het incident heeft gebeld en zei dat zij nog wel gaat zien wat hij allemaal kan en dat boontje om zijn loontje komt. Tot slot heeft de verdachte ook zelf verklaard dat hij een (valse) bedreiging richting [naam 1] wilde regelen om haar terug te winnen.
De slotsom is dat de rechtbank het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 januari 2023 tot 1 oktober 2023 te Zoetermeer, Rijswijk, Delft, Den Haag, Schiedam, Rotterdam, Dinteloord en Bergschenhoek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 7] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Pro Notebook,
[naam 8] heeft bewogen tot de afgifte van een Volkswagen Golf 6 GTI, kenteken [kenteken 1] ,
[naam 9] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple iPhone 14 Pro,
[naam 10] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Iphone 13,
[naam 11] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Iphone 12 mini,
[naam 12] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Macbook Pro,
[naam 13] heeft bewogen tot de afgifte van een Volkswagen Polo GTI, met kenteken [kenteken 2] ,
[naam 14] heeft bewogen tot de afgifte van een Peugeot 206CC, met kenteken [kenteken 3] ,
[naam 4] en [naam 15] heeft bewogen tot de afgifte van en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de tenaamstellingscode en een autosleutel behorende bij een Volkswagen Golf6, met kenteken [kenteken 4] ,
[naam 6] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Iphone 12 ProMax,
[naam 16] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple Iphone 12 Pro Max.
door
- zich op Marktplaats als bonafide koper voor te doen en contact op te nemen met de (voornoemde) verkopers, afspraken te maken over de prijs van het te kopen goed, wetende dat hij niet kan of wil betalen, en
- bij levering van het goed de (voornoemde) verkopers een bewijs van betaling te laten zien op zijn, verdachte's, telefoon, of het goed in ontvangst te nemen,
en/of
- bij (herhaalde) navraag waar de betaling blijft door (voornoemde) verkopers, de telefonische verbinding te verbreken of het contact/telefoonnummer te blokkeren of niet (meer) te reageren;
2
hij op 28 januari 2024 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [naam 1] en [naam 2] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat,
- enig misdrijf tegen het leven gericht,
- zware mishandeling, en
- brandstichting,
door een tas met (zwaar) vuurwerk en een brandbare stof tegen een raam van de woning van die [naam 1] en [naam 2] te gooien;
3
hij op
meerderetijdstippen in de periode van 26 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023 te Berghem, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten twee bankpassen (met pincode), een Random Reader en een Apple tablet, door
- een SMS naar die [naam 3] te sturen om contact op te nemen met de SNS bank,
- zich voor te doen als (helpdesk)medewerker van de SNS Bank,
- die [naam 3] mede te delen dat er ingebroken is op haar telefoon en dat men haar gegevens aan het stelen is,
- die [naam 3] te vragen haar bankpassen, pincodes en Random Reader af te geven aan een courier die zich bij de woning van die [naam 3] zal melden,
- zich bij de woning van die [naam 3] te melden en die goederen in ontvangst te nemen,
- om de tablet van die [naam 3] te vragen waarmee die [naam 3]
kaninternetbankieren;
4
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag van in totaal 850 euro, dat geheel of ten dele aan [naam 3] toebehoorde heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door met een bankpas met bijbehorende pincode geldbedragen op te nemen, terwijl verdachte en zijn mededader hiertoe niet gerechtigd waren;
5
hij op 15 september 2023 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen een Volkswagen Golf 6, met kenteken [kenteken 4] , die geheel of ten dele aan [naam 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft zich op de terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde een beroep op psychische overmacht toekomt en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit. De verdachte zou zijn ontvoerd en onder druk zijn gezet om de persoonlijke betaalproducten en gegevens bij het slachtoffer op te gaan halen en daarmee geld op te nemen.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu hiervoor geen begin van aannemelijkheid is gebleken en de verdachte hierover niet verder heeft willen verklaren.
Er is overigens ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Hiernaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte, als vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Sr, een contact- en locatieverbod wordt opgelegd, waarbij per overtreding 2 weken hechtenis zal worden opgelegd, met een maximum van 6 maanden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een eventueel op te leggen gevangenisstraf niet een onvoorwaardelijk deel dient te hebben dat groter is dan de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd. Enige straf daarbovenop dient volgens de verdediging te bestaan in een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf.
Ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in een periode van ruim 8 maanden twaalf oplichtingen, waaronder een met een babbeltruc, en een diefstal gepleegd. Dit zijn misdrijven die grote schade berokkenen aan de maatschappij in het geheel en de slachtoffers in het bijzonder. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen en zijn eigen voordeel boven de belangen van die anderen te stellen. Het vertrouwen van de slachtoffers is hiermee ernstig geschaad en de verdachte heeft de slachtoffers schade toegebracht. Met name de babbeltruc, waarbij de verdachte een kwetsbare oudere dame heeft opgelicht en bestolen en daarbij bij haar aan de voordeur is geweest, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. De effecten die dergelijke misdrijven op slachtoffers hebben zijn groot en de impact op het slachtoffer is in dit geval blijkens haar schriftelijke verklaring groot geweest.
Daarnaast heeft de verdachte een tas met geïmproviseerd explosief tegen het raam van het (ouderlijk) huis van zijn ex-partner laten gooien. Hoewel dit geen poging tot ontploffing of brandstichting in strafrechtelijke zin oplevert, betreft dit een bedreiging van de meest ernstige soort. De omstandigheid dat aanslagen en brandstichtingen bij woningen, door middel van met (zwaar) vuurwerk gemaakte explosieven, de afgelopen jaren vaker plaatsvinden, hetgeen een dergelijke actie extra angstaanjagend maakt, maakt dit feit des te kwalijker. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat de verdachte een nauwe persoonlijke band had met de bewoners van het pand (zijn ex-partner en haar gezinsleden) en dat zijn handelen grote en heftige gevolgen heeft (gehad) voor de slachtoffers, zoals zij ter zitting in de slachtofferverklaringen onder woorden hebben gebracht. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank de verdachte ook dit feit zwaar aanrekent.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 december 2024, alsmede het uittreksel van de justitiële documentatie in België van 20 januari 2025.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor zowel vermogens- als geweldsdelicten, en dat de verdachte een groot deel van de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd tijdens een lopende proeftijd van een eerdere veroordeling.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 11 april 2024 en 31 juli 2024. Uit het laatste advies komt naar voren dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de bij schorsing opgelegde voorwaarden en dat de reclassering onvoldoende grip krijgt op de verdachte. De reclassering geeft aan onvoldoende te kunnen monitoren waar de verdachte verblijft en beschrijft dat de verdachte zich onvoldoende begeleidbaar opstelt. Uit het advies volgt dat de verdachte meermaals niet op afspraken is verschenen bij zowel de reclassering als de Materieel Juridische Dienstverlening. Ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat dit reclasseringsadvies verouderd is, dat hij inmiddels een nieuwe begeleider heeft vanuit de reclassering en dat de contacten op dit moment goed lopen.
Daargelaten hoe het contact met de reclassering op dit moment verloopt, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde voorwaarden, alsmede afspraken met de reclassering, meermalen niet is nagekomen.
Straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, alsmede bij wat in vergelijkbare zaken door andere rechters als straffen zijn opgelegd.
In strafverhogende zin weegt de rechtbank mee de duur, frequentie en het welhaast beroepsmatige karakter van de oplichtingen, alsmede de ernst en impact van de feiten. Verder weegt de rechtbank de houding van de verdachte mee: met name voor wat betreft de bedreiging van aangeefsters [naam 1] en [naam 2] is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte zich nog altijd niet verantwoordelijk acht voor zijn handelen. Hij legt de schuld bij anderen en heeft weinig oog voor zijn eigen rol bij het leed dat aan de slachtoffers is toegebracht. De rechtbank acht dit gebrek aan zelfreflectie bij de verdachte zorgelijk en weegt dit mee in strafverhogende zin.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte nog jong is en ter zitting zijn intentie heeft geuit om zijn leven in de toekomst te verbeteren. Andere strafmatigende factoren zijn de rechtbank niet gebleken.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten, zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, te weten een contactverbod met de aangeefsters [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, en [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1974, en een locatieverbod inhoudende dat de verdachte zich niet in de straat zal begeven waar het ouderlijk huis van zijn ex-partner zich bevindt.
De maatregel geldt voor de duur van twee jaren en voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
De rechtbank zal de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefsters.
Voorlopige hechtenis
Bij beschikking van 12 maart 2024 heeft de raadkamer van het gerechtshof Den Haag de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst met ingang van 13 maart 2024. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de duur van de op te leggen gevangenisstraf, ziet de rechtbank thans geen zwaarwegende persoonlijke belangen die een voortduring van de schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Daarom zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

8.De vordering van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

De hierna genoemde personen hebben zich gevoegd als benadeelde partij in het strafproces en hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend.
  • i) [naam 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
  • ii) [naam 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 3.301,14, bestaande uit € 3.000,- aan immateriële schade en € 301,14 aan materiële schade (zorgkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
  • iii) [naam 6] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 475,- aan materiële schade (een iPhone), te vermeerderen met de wettelijke rente.
  • iv) [naam 3] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 1.150,- aan materiële schade (een iPad en een gepind bedrag), te vermeerderen met de wettelijke rente.
  • v) [naam 8] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 10.090,- aan materiële schade (een auto, een airtag en een smart driver), te vermeerderen met de wettelijke rente.
  • vi) [naam 12] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 663,- aan materiële schade (een MacBook Pro), te vermeerderen met de wettelijke rente.
  • vii) [naam 9] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 2.450,-, bestaande uit € 1.450,- aan materiële schade (een iPhone) en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd dat de vordering van [naam 8] voor een bedrag van € 90,- niet-ontvankelijk moet worden verklaard, net als het immateriële gedeelte van de vordering van [naam 9] .
Ten aanzien van de vordering van [naam 3] heeft de officier geadviseerd dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving bij het bedrag dat is opgevoerd als gepind bedrag, en dat daarom € 100,- méér dan de vordering kan worden toegewezen.
Voor het overige heeft de officier van justitie geadviseerd dat alle gevorderde bedragen aan schadevergoeding dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het immateriële deel van de vorderingen van [naam 2] en [naam 1] dienen te worden gematigd, en dat het materiële deel van de vordering van [naam 1] in onvoldoende direct verband staat met het feit, althans dat dit causale verband onvoldoende is onderbouwd, en daarom dient te worden afgewezen.
Verder heeft de raadsman betoogd dat van de vordering van [naam 8] een bedrag van € 90,- moet worden afgewezen wegens ontbrekende onderbouwing, dat van de vordering van [naam 3] de gevorderde € 400,- (iPad) onvoldoende is onderbouwd en daarom moet worden afgewezen, en dat van de vordering van [naam 9] het immateriële deel dient te worden afgewezen en van het materiële deel slechts een bedrag van € 850,- aan materiële schade voor toewijzing in aanmerking komt.
Ten aanzien van de vordering van [naam 6] heeft de raadsman betoogd dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het procesdossier een sterke aanwijzing bevat dat de iPhone al bij de eigenaar terug is.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
( i)
[naam 2]
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van de als feit 2 bewezenverklaarde bedreiging. Uit hetgeen de benadeelde partij hierover ter zitting heeft aangevoerd is voldoende aannemelijk geworden dat zij als gevolg van dit feit lange tijd angstig is geweest en dit nog steeds is en dat het feit grote gevolgen heeft gehad voor haar gemoedsrust en gevoel van veiligheid in haar eigen huis. Daarmee is in voldoende mate komen vast te staan dat zij ‘op andere wijze’ in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade, gelet op toegewezen bedragen in soortgelijke zaken, tot een bedrag van € 2.000,- voldoende onderbouwd en toewijsbaar is. De wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen vanaf de datum waarop het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden, te weten 28 januari 2024.
( ii)
[naam 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade (zorgkosten), is namens de benadeelde partij onderbouwd. Anders dan de verdediging, overweegt de rechtbank dat het rechtstreeks verband met de als feit 2 bewezenverklaarde bedreiging voldoende is vast komen te staan. De rechtbank zal de vordering van € 301,14 aan materiële schade daarom volledig toewijzen.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van de als feit 2 bewezenverklaarde bedreiging. Uit hetgeen de benadeelde partij hierover ter zitting heeft aangevoerd is voldoende aannemelijk geworden dat zij als gevolg van dit feit lange tijd angstig is geweest en dit nog steeds is en dat het feit grote gevolgen heeft gehad voor haar gemoedsrust en gevoel van veiligheid, zodanig dat zij haar ouderlijk huis heeft verlaten. Daarmee is in voldoende mate komen vast te staan dat zij ‘op andere wijze’ in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade, gelet op toegewezen bedragen in soortgelijke zaken, tot een bedrag van € 3.000,- voldoende onderbouwd en toewijsbaar is.
De vordering van de benadeelde partij zal dus worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.301,14. De wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen vanaf de datum waarop het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden, te weten 28 januari 2024.
( iii)
[naam 6]
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 475,- gevorderd vanwege de weggenomen iPhone die hij door oplichting kwijt is geraakt. Getuige [getuige] die bij dit feit betrokken is geweest, heeft in een verhoor bij de politie aangegeven dat de telefoon waarvoor [naam 6] was opgelicht, reeds aan de rechtmatige eigenaar is geretourneerd. Dit levert een gemotiveerde betwisting van de vordering op, waarop de benadeelde partij geen nadere onderbouwing heeft verstrekt. Het geven van een bewijsopdracht aan de benadeelde partij zou een te grote belasting van het strafproces betekenen en de rechtbank zal de vordering van [naam 6] daarom niet-ontvankelijk verklaren. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het bovenstaande brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
( iv)
[naam 3]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het gepinde bedrag (€ 750,-) is door de benadeelde partij onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Dit deel van de vordering zal door de rechtbank worden toegewezen.
Het bedrag van € 400,- voor de weggenomen iPad is door de benadeelde partij niet nader onderbouwd. De rechtbank overweegt evenwel dat het wegnemen van de iPad bewezen is verklaard en dat kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om de schade te schatten en zij zal het bedrag aan schade op de voet van artikel 6:97 BW schattenderwijs vaststellen op € 400,-.
De vordering van de benadeelde partij zal dus worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.150,-. De wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen vanaf de datum waarop de betreffende schade is ontstaan, te weten 26 augustus 2023.
( v)
[naam 8]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de verkoopprijs van de weggenomen auto (€10.000,-) is door de benadeelde partij onderbouwd en door de verdediging niet betwist. Dit deel van de vordering zal door de rechtbank worden toegewezen. De wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen vanaf de datum waarop het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden, te weten 6 juli 2023.
De gevorderde bedragen voor de airtag en de smart driver kunnen niet worden toegewezen aangezien deze zaken geen onderdeel waren van de koop tussen de verdachte en de benadeelde partij en de bewezen verklaarde oplichting niet ziet op deze zaken. Als de benadeelde partij deze zaken wenst terug te krijgen zal hij dit via de burgerlijke rechter moeten vorderen. Dit deel van de vordering zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
( vi)
[naam 12]
De vordering is door de benadeelde partij onderbouwd. De verdediging heeft deze vordering niet betwist. De vordering van een bedrag van € 663,- zal volledig worden toegewezen. De wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen vanaf de datum waarop het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden, te weten 19 januari 2023.
( vii)
[naam 9]
De vordering voor zover deze ziet op de materiële schade in verband met de weggenomen iPhone, is door de benadeelde partij niet onderbouwd. De verdediging heeft de hoogte van de vordering (€ 1.450,-) betwist voor zover het meer bedraagt dan de verkoopprijs van € 850,-. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 850,- toewijzen en voor het overige afwijzen. De wettelijke rente over het bedrag wordt toegewezen vanaf de datum waarop het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden, te weten 8 september 2023.
De rechtbank onderkent dat door de oplichting de benadeelde partij in zijn vertrouwen is geschaad en hier negatieve gevoelens aan over heeft gehouden. De enkele stelling dat het vertrouwen in de mensen is beschadigd is echter onvoldoende voor toewijzing van de immateriële schade. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
Aangezien de vorderingen van [naam 2] , [naam 1] , [naam 3] , [naam 8] , [naam 12] en [naam 9] (gedeeltelijk) worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten die deze benadeelde partijen tot aan deze uitspraak hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de voornoemde benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk voor schade die door die feiten aan hen is toegebracht. De rechtbank zal daarom bij alle vorderingen tot vergoeding van schade die zij toewijst ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 december 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09-082012-22 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 voorwaardelijke opgelegde straf van een geldboete van € 250,-, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen omdat het feit waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd (mishandeling) een ander soort feit is dan de thans bewezen verklaarde feiten.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde straf. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd omdat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 38v, 38w, 47, 57, 63, 285, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 (meer subsidiair), 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met enig misdrijf tegen het level gericht, met zware mishandeling en met brandstichting;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30(
DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor
de duur van 2 (twee) jaren:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 2] , geboren [geboortedatum 3] 1974, en/of [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] 2004; en
- zich niet zal ophouden in de straat Pijlkruidvaart in Zoetermeer;
beveelt dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
twee wekenvoor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden, met een maximum van zes maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij van een bedrag van € 2.000,- toe en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 januari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen; het toepassen van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij van een bedrag van € 3.301,14 toe en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 januari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 3.301,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen; het toepassen van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting aan de Staat niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 6]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij van een bedrag van € 1.150,- toe en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 1.150,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen; het toepassen van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting aan de Staat niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij Kharashy
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 10.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 8] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 85 dagen; het toepassen van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting aan de Staat niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 12]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij van een bedrag van € 663,- toe en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 januari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 12] ;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 663,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
het toepassen van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting aan de Staat niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 9]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 850,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 september 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 9] ;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 850,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
het toepassen van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting aan de Staat niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 maart 2023, gewezen onder parketnummer 09082012-22, te weten een geldboete van € 250,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Claessens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 01 oktober 2023 te
Zoetermeer en/of Rijswijk en/of Delft en/of Voorburg en/of Den Haag en/of Schiedam en/of Rotterdam en/of Dinteloord en/of Bergschenhoek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[2.2] [naam 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple Pro Notebook,
[2.3] [naam 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Volkswagen Golf 6 GTI, kenteken [kenteken 1] ,
[2.4] [naam 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple iPhone 14 Pro,
[2.6] [naam 10] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple Iphone 13,
[2.7] [naam 11] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple Iphone 12 mini,
[2.8] [naam 12] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple Macbook Pro,
[2.10] [naam 13] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Volkswagen Polo GTI, met kenteken [kenteken 2] ,
[2.11] [naam 14] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Peugeot 206CC, met kenteken [kenteken 3] ,
[2.12] [naam 4] en/of [naam 15] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de tenaamstellingscode en een autosleutel behorende bij een Volkswagen Golf6, met kenteken [kenteken 4] ,
[2.13] [naam 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple Iphone 12 ProMax,
[2.14] [naam 16] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Apple Iphone 12 Pro Max.
door
- zich op Marktplaats als bonafide koper voor te doen en/of contact op te nemen met de (voornoemde)
verkopers, afspraken te maken over de prijs van het te kopen goed, wetende dat hij niet kan en/of wil betalen, en/of
- bij levering van het goed de (voornoemde) verkopers een bewijs van betaling te laten zien op zijn, verdachte's, telefoon, en/of het goed in ontvangst te nemen,
en/of
- bij (herhaalde) navraag waar de betaling blijft door (voornoemde) verkopers, de telefonische verbinding te verbreken en/of het contact/telefoonnummer te blokkeren en/of niet (meer) te reageren;
2
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Zoetermeer,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een woning en/of belendende woningen, en/of gemeen gevaar voor personen, te weten de bewoners van die woningen, te duchten was, een tas met (zwaar) vuurwerk en een brandbare stof naar/tegen een raam van een woning te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten (het medeplegen van) het teweegbrengen van brand en/of ontploffing (art. 157 Sr),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten (een tas vol met) (zwaar) vuurwerk en/of een brandbare stof bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, [naam 1] en/of [naam 2] heeft
bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door een tas met (zwaar) vuurwerk en/of een brandbare stof naar/tegen (een raam van) de woning van die [naam 1] en/of [naam 2] te gooien;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 augustus 2023 tot en met 29 augustus 2023 te Berghem, gemeente Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee bankpassen (met pincode) en/of een Random Reader en/of een Apple tablet en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 850 euro, door
- een SMS naar die [naam 3] te sturen om contact op te nemen met de SNS bank,
en/of
- zich voor te doen als (helpdesk)medewerker van de SNS Bank, en/of
- die [naam 3] mede te delen dat er ingebroken is op haar telefoon en/of dat men haar gegevens aan het stelen is, en/of
- die [naam 3] te vragen haar bankpassen, pincodes en/of Random Reader af te
geven aan een courier die zich bij de woning van die [naam 3] zal melden, en/of
- zich bij de woning van die [naam 3] te melden en die goederen in ontvangst te nemen, en/of
- om de tablet van die [naam 3] te vragen waarmee die [naam 3] kaan
internetbankieren;
4
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van in totaal ongeveer 850 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door met een of meer bankpassen met bijbehorende pincode een of meer geldbedragen op te nemen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) hiertoe niet gerechtigd waren;
5
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een Volkswagen Golf6, met kenteken [kenteken 4] , in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen [2.12};
6
[2.9] hij op of omstreeks 17 januari 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 5] (eigenaar van een Used Products in Zoetermeer) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bedrag van 250 euro in contanten,
-door zich bij die [naam 5] voor te doen als bonafide verkoper,
-door aan die [naam 5] een Apple Pro Notebook te verkopen voor 250 euro,
-terwijl hij -verdachte - wist dat deze Notebook van misdrijf afkomstig was,
-te weten van de oplichting van [naam 7] d.d. 16 januari 2023 (de aangever in
zaak [2.2]).

Voetnoten

1.O.a. HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892, HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889 en HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326.