ECLI:NL:RBDHA:2025:15122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/666749 / FA RK 24-3630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en gezagskwesties in een echtscheidingszaak met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 juli 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader heeft verzocht om een wijziging van de omgangsregeling en het gezag over de kinderen. De ouders zijn van 2013 tot 2015 gehuwd geweest en hebben twee kinderen: [minderjarige 1], geboren in 2011, en [minderjarige 2], geboren in 2015. Sinds de ontzegging van het omgangsrecht in 2021 heeft er lange tijd geen contact plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen. In januari 2025 heeft [minderjarige 1] het contact met de vader hersteld, wat leidde tot een verzoek van de vader om de omgangsregeling te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie zorgelijk is en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te doen naar de omgangsregeling en het gezag. De rechtbank heeft voorlopig bepaald dat [minderjarige 1] bij de vader zal verblijven, zowel doordeweeks als in de weekenden, en dat [minderjarige 2] elke veertien dagen bij de vader zal zijn. De ouders hebben afgesproken elkaar regelmatig te informeren over de kinderen. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 15 januari 2026, wanneer het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming verwacht wordt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-3630
Zaaknummer: C/09/666749
Datum beschikking: 9 juli 2025

Omgang

Beschikking op het op 26 april 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N.J. Josipovic in Den Haag, voorheen mr. K.M. van Wijngaarden in Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Pool in Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 13 juni 2024, met bijlagen, namens de vader;
  • de brief van 19 juni 2025, met gewijzigde en aanvullende verzoeken, namens de vader;
  • de e-mail van 20 juni 2025 namens de moeder;
  • de e-mail van 23 juni 2025 namens de moeder.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun mening gegeven over de verzoeken in een gesprek met de kinderrechter.
Op 25 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met mr. N. Schiettekatte als waarnemend advocaat en begeleidster [naam 1] , en [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2013 tot [datum 2] 2015.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] .
  • Bij beschikking van 30 maart 2015 van de rechtbank Rotterdam is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken, bepaald dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking en bepaald dat het gezag over [minderjarige 1] voortaan alleen toekomt aan de moeder.
  • In het ouderschapsplan zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen dat zij voor de contactregeling met [minderjarige 1] in der minne afspraken zullen maken.
  • De vader heeft [minderjarige 2] erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] belast.
  • Bij vonnis in kort geding van 23 juli 2020 van de rechtbank Rotterdam is – voor zover hier van belang – de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar of en zo ja op welke manier het eventuele contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer kan worden hersteld en opgebouwd, en is de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegd totdat in de bodemprocedure is beslist.
  • Bij beschikking van 30 oktober 2020 van de rechtbank Rotterdam zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, van 30 oktober 2020 tot 30 oktober 2021. Bij beschikking van 29 oktober 2021 van deze rechtbank is de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 oktober 2022.
  • Bij beschikking van 16 november 2021 van de rechtbank Rotterdam is de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gewijzigd, in die zin dat de vader het recht op omgang met de kinderen is ontzegd, maar waarbij herstel van dat contact onder begeleiding en op advies van de gecertificeerde instelling mogelijk is.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt – na wijziging –:
  • te bepalen dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vader is;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij:
  • [minderjarige 1] bij de moeder is:
- een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
- althans volgens een regeling die de rechtbank redelijk acht;
- [minderjarige 2] bij de vader is:
- een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur (hetzelfde weekend wanneer [minderjarige 1] er is zodat de kinderen samen bij de vader zijn);
- gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
- althans volgens een regeling die de rechtbank redelijk acht,
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft op de zitting mondeling verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Sinds bij beschikking van 16 november 2021 van de rechtbank Rotterdam de vader het recht op omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is ontzegd, is er lange tijd geen contact tussen hen geweest. In januari 2025 is op initiatief van [minderjarige 1] het contact met de vader weer tot stand gekomen. De ouders hebben vervolgens via hun meerderjarige zoon [naam 3] afgesproken dat de kinderen elke veertien dagen een weekend bij de vader zijn en er is nu ook voorzichtig contact tussen [minderjarige 2] en de vader. Inmiddels is de situatie zo dat [minderjarige 1] volledig bij de vader wil wonen. Zij zet zich af tegen de moeder en wil haar niet meer zien. Verder is gebleken dat er geen enkele communicatie tussen de ouders is. Hun communicatie verloopt op dit moment via hun zoon [naam 3] , wat niet de bedoeling is. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat deze situatie erg zorgelijk is en dat een nader onderzoek door de Raad geïndiceerd is.
Voordat een beslissing wordt genomen over het gezag, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en de omgangs- c.q. zorgregeling met de kinderen zal de rechtbank de Raad verzoeken een onderzoek te doen en daarover rapport en advies uit te brengen. De rechtbank verzoekt de Raad om antwoord te geven op de volgende vragen:
hoe gaat het met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
is wijziging van het gezag in het belang van de kinderen?
is wijziging van de hoofdverblijfplaats in het belang van [minderjarige 1] ?
welke omgangs- c.q. zorgregeling is het meest in het belang van de kinderen?
is hulpverlening voor de kinderen en/of de ouders wenselijk en zo ja, welke hulpverlening?
In afwachting van het raadsrapport zal de rechtbank de beslissingen met betrekking tot het gezag, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en de omgangs- c.q. zorgregeling met de kinderen pro forma aanhouden tot na te melden datum.
Op de zitting heeft de moeder aangegeven achter de wens van [minderjarige 1] te staan dat zij voorlopig ook doordeweeks bij de vader zal verblijven en dat er een school voor haar wordt gezocht in [plaats] . Nu het de sterke wens van [minderjarige 1] is om bij haar vader te verblijven en beide ouders het hiermee eens zijn, zal de rechtbank dit voorlopig vaststellen en daarbij ook bepalen dat [minderjarige 1] een weekend in de veertien dagen bij de moeder zal verblijven, waarbij ruimte zal worden gelaten voor [minderjarige 1] om hiervan af te wijken. De vader heeft op de zitting aangegeven het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder te zullen bevorderen. Verder heeft de moeder op de zitting toegezegd dat zij als gezaghebbende ouder haar medewerking zal verlenen aan de inschrijving van [minderjarige 1] op de school van haar keuze in Rotterdam. Ten aanzien van [minderjarige 2] zal de rechtbank als voorlopige omgangsregeling vaststellen dat zij elke veertien dagen een weekend bij de vader is, waarbij ook voor haar ruimte zal worden gelaten om hiervan af te wijken. Het is daarbij de bedoeling van de ouders dat de kinderen elk weekend samen bij dezelfde ouder zijn.
Daarnaast is met de ouders op de zitting gesproken over een voorlopige informatieregeling. Er is nog maar korte tijd weer contact tussen de vader en de kinderen en het is een ingrijpende verandering dat [minderjarige 1] ook doordeweeks bij de vader zal verblijven. Het is daarom belangrijk dat de ouders elkaar regelmatig informeren over hoe het met de kinderen gaat. Op de zitting hebben de ouders afgesproken dat zij elkaar over en weer iedere veertien dagen hierover per e-mail zullen informeren. Aangezien er geen verzoeken voor een informatieregeling voorliggen zal de rechtbank dit niet in het dictum opnemen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders deze afspraak in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen naleven en dat zij, zoals op de zitting is besproken, na de zitting hun e-mailadressen hebben uitgewisseld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
voorlopig(zowel in de weekenden als doordeweeks) bij de vader zal zijn en iedere veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder, voor zover [minderjarige 1] dat ook wenst;
*
bepaalt als
voorlopigeomgangsregeling dat de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] , iedere veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader zal zijn, voor zover [minderjarige 2] dat ook wenst;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] / [telefoonnummer 2] (advocaat vader) en
[telefoonnummer 3] / [telefoonnummer 4] (advocaat moeder);
dat onderzoek dient antwoord te geven op de bovengenoemde vragen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 januari 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en de omgangs- c.q. zorgregelingaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, kinderrechter, bijgestaan door
mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 9 juli 2025.