ECLI:NL:RBDHA:2025:151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
09/284281-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen van ruim een half miljoen euro met gevangenisstraf

Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboortedag 2] (Syrië), die op dat moment gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 524.185, dat op 3 september 2024 in Delft werd aangetroffen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 13 en 27 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, de bewezenverklaring van het ten laste gelegde heeft gevorderd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol in het delict en haar achtergrond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/284281-24
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboortedag 2] (Syrië),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [inrichting] , locatie [locatie] , te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 december 2024 (inhoudelijke behandeling) en 27 december 2024 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S. Konya naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 december 2024 – ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 3 september 2024, te Delft, althans in Nederland, tezamen in vereniging met een ander, althans alleen, (van) een geldbedrag van € 524.185,-, althans een of meer voorwerp(en)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Daarbij is hij uitgegaan van medeplegen van schuldwitwassen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024284500, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 104).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 december 2024, voor zover inhoudende (zakelijk weergegeven):
Ik zag het geld op het bed en heb een foto gemaakt. Dit was op de dag dat ik werd aangehouden, voordat wij naar Nederland reden. Ik ben degene die de foto van het briefje van 10 pond heeft gemaakt.
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 23 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 75):
Ik zag het geld liggen op bed in een slaapkamer. In een appartement in Parijs. Ik heb daar 1 nacht met hem in het appartement geslapen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 september 2024, voor zover inhoudende (p. 14-18):
Op dinsdag 3 september 2024. Wij zagen dat een voertuig, namelijk een blauwe Mazda 6, voorzien van het Franse kenteken [kenteken] , een melding genereerde op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Wij besloten het voornoemde voertuig kort te volgen. Wij zagen dat het voornoemde voertuig een opvallende rij route reed en (rij)gedrag vertoonde. Vervolgens zagen wij dat de man en vrouw van plaats in het voertuig wisselden en de man als bestuurder verder reed, terug de autosnelweg A29 op. Tevens zagen wij dat het voertuig tijdens het afleggen van deze route, diverse keren sterk in snelheid en van rijbaan wisselde.
Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht op de Laan der Verenigde Naties te
Delft, maakten wij ons kenbaar als zijnde politie.
De bestuurder toonde mij zijn rijbewijs. Uit het rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd: [naam 1]
Ik, [naam 2] , zag ondertussen dat de vrouwelijke bijrijder een zeer nerveuze indruk
op mij maakte. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houdster van het rijbewijs was genaamd: [de verdachte]
Wij zagen direct een grote roze rolkoffer in de kofferbak liggen.
Wij, [naam 3] en [naam 2] , zagen dat [naam 1] tijdens dit gesprek zichtbaar nerveus op ons overkwam. Tevens bevreemde het ons, dat [naam 1] in eerste instantie verklaarde dat de koffer van een vriend was, maar vervolgens moest bellen naar iemand die in Turkije zit, zodat iemand die [naam 1] zelf niet kent de koffer op kon komen halen.
Ik, [naam 2] , opende de inbeslaggenomen roze koffer en zag dat deze volledig was
gevuld met briefgeld, verpakt in twee plastic tassen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 september 2024, voor zover inhoudende (p. 52):
In totaal is dus 524185 euro inbeslaggenomen dat afkomstig is uit de koffer uit het
voertuig van de verdachten.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 september 2024, voor zover inhoudende (p. 38-42):
Op vrijdag 13 september 2024 onderzocht ik de extractie van een inbeslaggenomen
mobiele telefoon met goednummer 3198078.
Gelet op deze feiten alsmede het feit dat het toestel in haar tas werd aangetroffen, concludeer ik dat het aannemelijk is dat [de verdachte] de eigenaar en gebruiker van het toestel betrof.
WhatsApp gesprek met " [naam 4] ", + [telefoonnummer] :
Ik zag dat [de verdachte] op 3 september 2024 de volgende drie (3) berichten had
verzonden:
16:29:59 [naam 5] [website 1]
Dit betrof het Lounge Restaurant [bedrijfsnaam 1] aan het [adres 1] te Rotterdam
16:31:15 [naam 5] [website 2]
Dit betrof het [bedrijfsnaam 2] aan de [adres 2] te Den Haag
16:34:52 [naam 5] [website 3]
Dit betrof het [bedrijfsnaam 3] Restaurant aan de [adres 3] te Rotterdam
IMG 7422.HEIC
Ik zag dat dit een afbeelding betrof gemaakt met een Apple iPhone 15 Pro Max. Ik
zag dat de foto gemaakt was op 3 september 2024 om 09.45.33 uur.
Gelet op deze feiten is met zekerheid te zeggen dat de foto met het onderzochte toestel gemaakt was.
Op de foto zag ik een bed met daarop grote stapels contant geld. Naast de stapels
geld zag ik een geopende koffer. Ik zag de koffer aan de binnenzijde zwart van
kleur en aan de buitenzijde roze van kleur was.
Ook zag ik dat een persoon voorover gebukt met, in elk geval, twee stapels geld in
de hand.
Op Foto 2 zag ik een persoon, vermoedelijk medeverdachte [naam 1] .
Op hetzelfde fotoblad vergeleek ik Foto 3 en Foto 4, waarop een soortgelijke koffer
zichtbaar was. Ik zag soortgelijke stapels geld in deze koffer. Ik acht het zeer
waarschijnlijk dat dit dezelfde koffer en hetzelfde geld betrof als op de door mij
aangetroffen foto.
IMG_7412.PNG
Ik zag dat deze afbeelding gemaakt was op 2 september 2024 om 17.41.08 uur. Ik zag dat dit een afbeelding betrof in de map private/var/mobile/Media/DCIM/167APPLE. Gelet op het bestandsformaat PNG en mijn kennis van het bestandssysteem van Apple iPhone telefoons, concludeer ik dat het een schermafbeelding gemaakt met het onderzochte toestel betrof. Ik zag een schermafbeelding gemaakt met een Apple iPhone in de applicatie WhatsApp. Ik zag dat de schermafbeelding gemaakt was in een Chatgesprek met " [naam 4] " maar nog niet was verzonden.
Ik zag op de foto een persoon, vermoedelijk een vrouw, met okergele bovenkleding en rode onderkleding met witte stippen. Ik zag dat dit of een korte broek of een rok
betrof want de benen waren aan de onderzijde ontbloot. Gezien de houding vermoedde ik dat de vrouw in een auto zat. Ik zag dat zij met haar linkerhand een biljet van 10 Britse Pond vasthield met het serienummer BJ40907327. Het is mij ambtshalve bekend dat dergelijke biljetten gebruikt worden als token.
Dit token wordt in het criminele circuit gebruikt als betaalmiddel.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Criminele herkomst
Het aantreffen van een hoeveelheid contant geld van deze omvang (ruim vijf ton), gebundeld en verpakt in een koffer, rechtvaardigt een vermoeden van witwassen. De verdachte heeft geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van misdrijf afkomstig is, zonder dat daarbij kan worden vastgesteld dat het om een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf gaat.
Opzet
Op 3 september 2024 heeft de verdachte een foto gemaakt van het gebundelde contant geld dat lag op het bed in de slaapkamer. Aan de gebundelde stapels is te zien dat het gaat om een grote hoeveelheid geld. Op de achtergrond van deze foto is de roze koffer te zien. Het geld is dezelfde dag aangetroffen in de auto waarin de verdachte zat als bijrijder, maar zij heeft ook als bestuurder in de auto gereden. Bovendien heeft zij via WhatsApp drie locaties gestuurd naar medeverdachte [naam 1] en heeft zij een schermafbeelding gemaakt van een foto waarop zij een biljet van 10 Britse pond vasthoudt, wat gebruikt kan worden als verificatiemethode bij de overdracht van contant geld. Dit alles duidt erop dat de verdachte wel degelijk wist van het geld in de koffer, dat de kans aanmerkelijk was dat het geldbedrag van witwassen afkomstig was en dat de verdachte de kans daarop bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie heeft geconcludeerd, het ten laste gelegde opzetwitwassen wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Op 3 september 2024 wordt met de telefoon van de verdachte een foto gemaakt van het gebundelde geldbedrag dat op het bed ligt. De medeverdachte [naam 1] is op deze foto te zien en is bezig met het geld. De roze koffer is op de achtergrond van de foto te zien. De roze koffer met het geldbedrag wordt op dezelfde dag aangetroffen in het voertuig waarin zowel de verdachte als de medeverdachte zitten. De verdachte is op dat moment bijrijder, maar heeft eerder die dag ook gereden in de auto. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam 1] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 3 september 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van € 524.185 voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht naast een straf gelijk aan het voorarrest nog een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met haar partner schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim een half miljoen euro. Het witwassen van contant geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 november 2024. De verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met politie of justitie.
Verder heeft de rechtbank er kennis van genomen dat de verdachte een zoon heeft die in Turkije woont bij familie en dat zij probeert haar kind naar Frankrijk te halen. De verdachte heeft een woning in Frankrijk, geen werk en wil beginnen met een opleiding aan de universiteit.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: de LOVS-oriëntatiepunten) voor fraude als uitgangspunt genomen. Het uitgangspunt voor een half miljoen euro is een gevangenisstraf van 18 maanden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank houdt bij de bepaling van het voorwaardelijk strafdeel ook rekening met de kleinere rol van de verdachte ten opzichte van de medeverdachte [naam 1] . De medeverdachte is namelijk degene die de afspraak heeft gemaakt om het geldbedrag te vervoeren, het plan heeft bedacht, bezig was met het geld op de slaapkamer en het geld heeft vervoerd in zijn auto.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (TWAALF) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JAREN vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. L.J. van den Herik, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2025.