ECLI:NL:RBDHA:2025:15072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688516 KG ZA 25-708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie en ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak, die op 25 juli 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde eiseres, aangeduid als [eiseres 1] B.V., schorsing van de executie van een proces-verbaal van 20 oktober 2023, waarin afspraken waren gemaakt over de huur van een bedrijfsruimte. Eiseres had de huur over de maanden januari tot en met juli 2025 niet tijdig voldaan, maar voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die deze vertraging verklaarden. De gedaagden, [gedaagden], hadden de ontruiming van de bedrijfsruimte aangezegd, wat eiseres als misbruik van recht beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om zonder enige waarschuwing vast te houden aan de afspraken in het proces-verbaal, gezien de verstrekkende gevolgen van die afspraken. De voorzieningenrechter verbood de ontruiming en stelde gedaagden in het ongelijk, waardoor zij de proceskosten moesten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in huurgeschillen, vooral wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die de betalingsproblemen van de huurder kunnen verklaren.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09688516 / KG ZA 25-708
Vonnis in kort geding van 25 juli 2025
in de zaak van

1.[eiseres 1] B.V. te [woonplaats 1] ,

2. [eiser]te [woonplaats 2] ,
3. [eiseres 2]te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaten mr. Ö. Sahin te Rijswijk en mr. M.C.E. Wirken te Oosterhout,
tegen:

1.[gedaagde 1] te [woonplaats 3] ,

2. [gedaagde 2]te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. V.T. Acar te Rotterdam.
Eisers worden hierna gezamenlijk in enkelvoud aangeduid als ‘ [eiseres 1] ’. Eisers sub 1, 2 en 3 worden hierna ieder afzonderlijk aangeduid als ‘ [eiseres 1] B.V.’, ‘ [eiser] ’ en ‘ [eiseres 2] ’. Gedaagden worden hierna gezamenlijk in enkelvoud aangeduid als ‘ [gedaagden] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2025 met producties 1 t/m 5;
- de door [gedaagden] overgelegde conclusie van antwoord met producties 1 t/m 4;
- de nader door [eiseres 1] overgelegde producties 6 t/m 21;
- de op 24 juli 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 25 juli 2025 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 7 augustus 2025.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[gedaagden] verhuurde sinds 9 januari 2019 de bedrijfsruimte aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte) aan [bedrijfsnaam] V.O.F., waarvan (onder meer) [eiser] en [eiseres 2] vennoten waren.
2.2.
In de bedrijfsruimte wordt een Turks restaurant genaamd [bedrijfsnaam] (hierna: het restaurant) geëxploiteerd.
2.3.
[gedaagden] is in 2023 bij de kantonrechter van deze rechtbank een procedure [1] gestart tegen de vennoten van [bedrijfsnaam] V.O.F., onder meer in verband met achterstallige huurpenningen. Na de zitting die plaatsvond op 28 augustus 2023, hebben partijen een minnelijke regeling getroffen. Die minnelijke regeling is vastgelegd in een proces-verbaal van 20 oktober 2023 (hierna: het proces-verbaal van 20 oktober 2023). Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“ [eiser] zal de huur voortaan steeds voldoen vóór of op de eerste dag van de maand waarop de huur betrekking heeft. Bij gebreke daarvan is [eiser] over elke niet-tijdig betaalde kalendermaand de contractuele boete van (minimaal) € 300,- per maand aan [gedaagden] verschuldigd. De huur over de maand november 2023 dient derhalve uiterlijk op 1 november 2023 op de rekening van [gedaagden] te worden bijgeschreven.
Indien [eiser] gedurende de looptijd van de huurovereenkomst binnen een termijn van 6 maanden meer dan 3 keer de huur niet tijdig voldoet dan wel indien er sprake is van een huurachterstand van drie maanden of meer, eindigt de huurovereenkomst binnen veertien dagen na betekening van het proces-verbaal van deze minnelijke regeling. [eiser] zal binnen voornoemde tijd overgaan tot ontruiming van het gehuurde conform de bepalingen in de huurovereenkomst. Deze beëindiging en verplichting tot ontruiming geldt niet in geval het uitblijven van correcte betaling het gevolg is van buiten de invloedssfeer van [eiser] gelegen onvoorziene of bijzondere omstandigheden, zoals een nieuwe van overheidswege opgelegde lockdown.”
2.4.
Door middel van een indeplaatsstelling is [eiseres 1] B.V. per 1 januari 2024 in de plaats getreden van [bedrijfsnaam] V.O.F., zodat [eiseres 1] B.V. sindsdien huurder van de bedrijfsruimte is. [eiser] , die enig aandeelhouder is van [eiseres 1] B.V., heeft zich in privé borg gesteld voor alle financiële verplichtingen van [eiseres 1] B.V. die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De huurprijs van de bedrijfsruimte bedraagt op dit moment € 9.665,54 per maand.
2.5.
In verband met openstaande huurpenningen heeft [gedaagden] aan [eiseres 1] B.V. in de maanden februari, april, mei, juni en juli 2025 diverse betalingsherinneringen gestuurd.
2.6.
[eiseres 1] B.V. heeft de huur over de maanden januari tot en met juli 2025 als volgt betaald:
maand
betaald op
jan-25
05-01-2025
feb-25
05-02-2025
mrt-25
27-02-2025
apr-25
28-04-2025
mei-25
02-06-2025
jun-25
19-06-2025
jul-25
11-07-2025
2.7.
Op 11 juli 2025 heeft [gedaagden] het proces-verbaal van 20 oktober 2023 aan [eiseres 1] betekend. Aan [eiseres 1] B.V. is bevel gedaan om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen. Ook is de ontruiming van de bedrijfsruimte op 28 juli 2025 aangezegd, indien [eiseres 1] B.V. niet aan het bevel voldoet.
2.8.
[eiseres 1] B.V. heeft de bedrijfsruimte niet ontruimd. Van een huurachterstand is geen sprake.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] vordert [2] – zakelijk weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de executie van het proces-verbaal van 20 oktober 2023 te schorsen en geschorst te houden, dan wel op te heffen dan wel de voorgenomen ontruiming te verbieden;
II. te bepalen dat [gedaagden] een dwangsom verbeurt van € 500.000 als zij zich niet aan het gevorderde onder I houdt;
III. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert [eiseres 1] – samengevat – het volgende aan. [eiseres 1] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering nu de ontruiming van de bedrijfsruimte is aangezegd tegen 28 juli 2025. [eiseres 1] heeft het restaurant verbouwd en heeft daar fors in geïnvesteerd. Desondanks heeft [eiseres 1] de huurpenningen steeds voldaan, soms met enige vertraging. Voor die vertraging had [gedaagden] echter begrip, althans daar is door de beheerder van [gedaagden] mondeling toestemming voor gegeven. Uit het niets heeft [gedaagden] de ontruiming aangezegd. [gedaagden] maakt misbruik van recht door de executie van het proces-verbaal. Daarnaast is de bepaling in het proces-verbaal waarin is opgenomen dat de huurovereenkomst eindigt indien de huur meer dan drie keer te laat wordt voldaan, nietig dan wel vernietigbaar. Verder is aan de zijde van [eiseres 1] sprake van bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die hebben geleid tot niet-tijdige betaling. Ook weegt het belang van [eiseres 1] bij schorsing van de executie van het proces-verbaal van 20 oktober 2023 zwaarder dan het belang van [gedaagden] bij het doorzetten van de executie. Tot slot is het vasthouden aan de betreffende bepaling in het proces-verbaal van 20 oktober 2023 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.3.
[gedaagden] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres 1] is vanzelfsprekend aanwezig omdat de ontruiming van de bedrijfsruimte staat gepland op 28 juli 2025 en overigens ook niet betwist door [gedaagden] .
4.2.
Ter beantwoording ligt voor of [gedaagden] is gehouden de executie uit hoofde van het proces-verbaal van 20 oktober 2023 te staken. Daarvoor moet in dit kort geding worden beoordeeld of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagden] onder de gegeven omstandigheden niet bevoegd is gebruik te maken van de executoriale titel.
4.3.
Bij de beoordeling stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop. Partijen zijn in het proces-verbaal van 20 oktober 2023, voor zover hier van belang, overeengekomen dat de huurovereenkomst eindigt binnen veertien dagen na betekening van het proces-verbaal indien [eiser] gedurende de looptijd van de huurovereenkomst binnen een termijn van zes maanden meer dan drie keer de huur niet tijdig voldoet. Naar de voorzieningenrechter begrijpt – [eiseres 1] B.V. heeft niet een andersluidend standpunt ingenomen – is [eiseres 1] B.V. na de indeplaatsstelling evenzeer aan de afspraken die haar rechtsvoorgangers hebben gemaakt gebonden. De afspraak over de beëindiging van de huurovereenkomst na herhaalde te late betaling is een zeer ingrijpende bepaling: zonder rechterlijke tussenkomst eindigt de huurovereenkomst als voornoemde situatie zich voordoet.
4.4.
Vaststaat dat [eiseres 1] B.V. de huur over de maanden januari, februari, april, mei, juni en juli 2025 niet vóór of op de eerste van de betreffende maand heeft voldaan zoals had gemoeten. [eiseres 1] B.V. heeft in dit verband verklaard dat de verbouwing van het restaurant, die is gestart in het voorjaar – en volgens [eiseres 1] B.V. zeer kostbaar was – voor betalingsproblemen heeft gezorgd. Hoewel discussie bestaat over de werkelijke omvang van de kosten van de verbouwing, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de financiering van de verbouwing (mede) de oorzaak is van vertraging in het voldoen van de huurtermijnen in de bedoelde periode. [gedaagden] was ervan op de hoogte dat [eiseres 1] B.V. doende was met een verbouwing, ook al was zij wellicht niet – zoals zij aanvoert – door [eiseres 1] B.V. tijdig en voldoende over de exacte aard en omvang daarvan geïnformeerd. In de maanden dat de huur niet tijdig is betaald, heeft [gedaagden] [eiseres 1] B.V. meermaals een betalingsherinnering gestuurd. In geen van die betalingsherinneringen heeft [gedaagden] [eiseres 1] B.V. erop gewezen dat zij niet zou schromen gebruik te gaan maken van de bevoegdheid die haar uit hoofde van het (inmiddels circa 1 ½ jaar eerder tot stand gekomen) p-v toekwam: beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte. [gedaagden] heeft dit ook niet op andere wijze aan [eiseres 1] B.V. kenbaar gemaakt.
4.5.
In de gegeven omstandigheden is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om zonder enige waarschuwing (die in dit geval ontbreekt) onverkort vast te houden aan de afspraken in het proces-verbaal van 20 oktober 2023. Gelet op de verstrekkende consequenties van die afspraken had van [gedaagden] mogen worden verwacht dat zij [eiseres 1] B.V. er expliciet op zou wijzen dat zij gebruik zou maken van de mogelijkheid tot beëindiging van de huurovereenkomst. Het enkel versturen van (ogenschijnlijk geautomatiseerd verzonden) betalingsherinneringen is daarvoor onvoldoende. In dit oordeel weegt mee dat [eiseres 1] B.V. wel steeds de huur heeft voldaan, ook al was dat in deze periode niet stipt op tijd. [eiseres 1] B.V. heeft momenteel ook geen huurachterstand.
4.6.
Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat de huurovereenkomst niet is geëindigd en [gedaagden] daarom op dit moment niet gerechtigd is tot aanzegging van de ontruiming van de bedrijfsruimte over te gaan. Wat [eiseres 1] voor het overige heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer. De voorzieningenrechter zal de voorgenomen ontruiming op 28 juli 2025 verbieden.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding tot oplegging van een dwangsom omdat hij ervan uitgaat dat [gedaagden] dit vonnis zal nakomen.
4.8.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres 1] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.170,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- verbiedt de voorgenomen ontruiming op 28 juli 2025 op grond van het proces-verbaal van 20 oktober 2023;
- veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van [eiseres 1] van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft het verbod tot ontruiming, de proceskostenveroordeling en de rente daarover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.
yd

Voetnoten

1.Bekend onder kenmerk 10653973 RL EXPL 23-13158.
2.[eiseres 1] heeft ter zitting nog een eiswijziging ingediend. [gedaagden] heeft daartegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft in dit vonnis beslist aan de hand van de eis in de dagvaarding.