ECLI:NL:RBDHA:2025:15039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688261 / JE RK 25-1204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 31 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige, die kampt met lichamelijke klachten en psychische problemen zoals autisme en OCD. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag en woont met hem, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd niet naar school gaat en dat er onvoldoende zicht is op zijn gezondheid en ontwikkeling. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, zodat er hulpverlening kan worden opgestart en er gewerkt kan worden aan een passende school of dagbesteding.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en is van mening dat zij geen ondersteuning van de gecertificeerde instelling nodig heeft. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigd wordt en dat vrijwillige hulpverlening niet voldoende is. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met ingang van 31 juli 2025 tot 31 juli 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/688261 / JE RK 25-1204
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 juli 2025;
  • het e-mail bericht van de vader van 27 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad;
  • de moeder;
- [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek – kort en zakelijk weergegeven – als volgt gemotiveerd. [minderjarige] heeft lichamelijke klachten, zonder aanwijsbare reden. [minderjarige] geeft daarbij zelf aan dat hij last heeft van zijn autisme en daardoor geen fysieke contacten te kunnen leggen. Het is bij de Raad echter niet bekend of, wanneer en door wie deze diagnose gesteld is. [minderjarige] zegt ook last te hebben van OCD maar ook hiervan is niet bekend, of wanneer en door wie deze diagnose gesteld zou zijn.
[minderjarige] vindt de basisschool niet fijn onder meer door de voor hem hoge werkdruk en gaat al langdurig niet naar regulier onderwijs. De moeder houdt vast aan deze diagnoses en wil niet langer samenwerken met Veilig Thuis.
Vanuit de Raad is er op dit moment dan ook geen zicht op [minderjarige] gezondheid. De moeder kan zich ook niet vinden in de visies van school, Veilig Thuis en hulpverlening en is van mening dat de medische situatie van [minderjarige] onvoldoende serieus wordt genomen.
In het vrijwillig kader is getracht hulpverlening vanuit Family Support op te starten. Dit kwam echter niet van de grond.
Door de gestagneerde schoolgang van [minderjarige] komt hij niet tot een optimale ontwikkeling op sociaal, emotioneel en cognitief gebied. [minderjarige] is pas dertien en heeft op dit moment ook omgang met leeftijdsgenoten nodig is om zijn identiteit te ontwikkelen.
De trajecten bij een psycholoog, lifestylecoach, diëtist en neuroloog zijn tot nu toe of niet gestart of kortdurend geweest.
De Raad is bezorgd dat [minderjarige] bij het voortduren van deze impasse in de toekomst thuis blijft zitten en daardoor geen externe contacten heeft met andere kinderen en volwassenen. De onduidelijkheden omtrent de medische situatie zullen bovendien blijvend voor stress zorgen bij de moeder en [minderjarige] en het uitblijven van goed onderzoek staat passende behandeling en hulpverlening in de weg.
Daarbij komt dat er vanuit de Raad zorgen zijn over overbelasting van de moeder nu zij veel zorgen heeft over haar eigen gezondheid en financiën. De Raad acht een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar in het belang van [minderjarige] zodat er in die periode de jeugdbeschermer samen met [minderjarige] en moeder kan bewerkstelligen dat onderzoek en behandeling gevonden kan worden en er ook gewerkt gaan worden aan het vinden van een passende school of dagbesteding.

4.De standpunten

4.1.
Door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder heeft de afgelopen periode geprobeerd om [minderjarige] in te schrijven op speciaal onderwijs maar ervaart dat zij hierin tegengewerkt wordt door de basisschool van [minderjarige] . [minderjarige] heeft op dit moment een leerplichtontheffing vanwege zijn medische situatie, ook voor het komende schooljaar. De moeder is hard op zoek naar de juiste behandeling en hulpverlening voor [minderjarige] en is van mening dat zij hier geen ondersteuning vanuit de gecertificeerde instelling voor nodig zal hebben. Daarbij komt dat de moeder zich niet herkent in de door Veilig Thuis aangeleverde gegevens waardoor zij van mening is dat het verzoek voor de ondertoezichtstelling gebaseerd is op verkeerde informatie. De moeder staat open voor hulpverlening vanuit Impegno en wil hier binnenkort mee aan de slag gaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd. [minderjarige] is al langdurig verzeild geraakt in een medische molen. [minderjarige] heeft aangegeven al zeer lang last te hebben van buikpijn, hoofdpijn en misselijkheid wat maakt dat hij ook al langere tijd niet normaal heeft kunnen deelnemen aan onderwijs en sociale activiteiten.
Van de onder 3.2. genoemde diagnoses is onvoldoende duidelijk wanneer en door wie deze diagnoses gesteld zijn, alsmede of ze thans nog actueel zijn. De opeenstapeling van klachten en het ontbreken van passende hulpverlening of behandeling hebben ervoor gezorgd dat [minderjarige] geïsoleerd is geraakt van de samenleving. Zelf ervaart hij dit mogelijk op dit moment nog niet als problematisch, maar om zich goed te kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig functionerende volwassene moet de bestaande situatie doorbroken gaan worden. Daarvoor is externe hulp in de vorm van een jeugdbeschermer die regie kan voeren op in te schakelen hulp in medische of andere zin onontbeerlijk.
De kinderrechter ziet dat de moeder zeer betrokken is in het leven van [minderjarige] en het beste voor hem wil, maar hierin ook overbelast dreigt te raken.
De regie vanuit de gecertificeerde instelling is naar oordeel van de kinderrechter zeer van belang. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting toegelicht zich niet enkel te willen toespitsen op de medische zorgen maar tevens op het vinden van een passende dagbesteding of onderwijs zodat [minderjarige] weer positieve stappen kan gaan zetten in zijn ontwikkeling.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening. In het vrijwillige kader zijn meerdere trajecten vroegtijdig stopgezet. De kinderrechter acht het zorgelijk dat de moeder ook met haar eigen gezondheid en financiën vastloopt. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de kinderrechter van belang dat er hulpverlening opgestart kan worden om naast [minderjarige] ook de moeder te ondersteunen in de thuissituatie. Het is van belang dat de gecertificeerde instelling hier regie over gaat voeren en met moeder en [minderjarige] samen een plan gaat maken.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 31 juli 2025 tot 31 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van D. Debets als griffier, en op schrift gesteld op 12 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.