ECLI:NL:RBDHA:2025:15019
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling
Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster had op 16 april 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juli 2025 behandeld, waarbij verzoekster, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten. De voorzieningenrechter heeft in een andere uitspraak op dezelfde dag, onder zaaknummer NL25.18030, al uitspraak gedaan op het beroep van verzoekster. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 907,00. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien er al een vergoeding was toegekend voor het verschijnen op zitting in de uitspraak over het beroep, de minister alleen verantwoordelijk is voor de proceskosten van het indienen van het verzoekschrift. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.