3.4.Bewijsoverwegingen
Vrijspraak voorbereiding invoer/uitvoer
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde voorbereiding of bevordering van invoer dan wel uitvoer van GHB, geen steun vindt in het dossier. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van het vervaardigen van GHB. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd. De verdachte had geen wetenschap van de aangetroffen GHB in de woning. Zo had zij geen toegang tot ‘kamer 5’, waar GHB zou zijn aangetroffen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de bij de doorzoeking aangetroffen goederen aanwezig waren om GHB te vervaardigen. Zo zijn veel van deze goederen, zoals de kookplaat, trechters, gootsteenontstopper en het gedemineraliseerde water, alledaagse huishoudelijke voorwerpen. Ook kan niet worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk GHB heeft bereid. Ten slotte hebben de verdachte en [medeverdachte] over de aangetroffen contante geldbedragen verklaard dat zij en de zoon van de verdachte deze als verjaardagscadeau hebben ontvangen. Deze verklaring is (deels) onderbouwd met schriftelijke verklaringen van familieleden.
Medeplegen voorbereidingshandelingen vervaardigen GHB bewezen
De rechtbank volgt de verdachte hierin niet. Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte] verschillende voorwerpen en stoffen voorhanden had die bestemd waren om GHB mee te vervaardigen, en dat [medeverdachte] dan ook voorbereidingshandelingen ten aanzien van het vervaardigen van GHB verrichtte. De verdachte had naar het oordeel van de rechtbank ernstige reden om te vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde in de woning aangetroffen voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het vervaardigen van GHB. De verklaring van de verdachte dat zij nooit op ‘kamer 5’ kwam en daarom niet wist wat zich daar afspeelde, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Tijdens de doorzoeking stond de deur van deze kamer open. Het is daarom aannemelijk dat de verdachte toegang tot deze kamer had, en enige wetenschap had van de daar aanwezige verdovende middelen, voorwerpen en stoffen. Van veel van de in de woning aangetroffen voorwerpen kan inderdaad worden gezegd dat dit alledaagse gebruiksvoorwerpen betreffen. Uit het grote aantal voorwerpen en stoffen in de woning en uit de combinatie van specifieke voorwerpen, stoffen en geldbedragen blijkt volgens de rechtbank evenwel dat deze gericht waren op het vervaardigen van GHB. Zo bevonden zich in de woning onder meer acht (volle dan wel lege) flessen gootsteenontstopper, een maatbeker, twee trechters, twee pipetten, veertien lege flessen en twee weegschaaltjes. In de tuin van de woning werd gedemineraliseerd water, een kookplaat met twee lege pannen, jerrycans met GBL, latex handschoenen en een gasmasker of stofmasker aangetroffen. Tijdens de doorzoeking werd tevens 870 ml GHB (bruto) aangetroffen en bleken [medeverdachte] en twee bezoekers onder invloed van GHB. Het gevonden notitieboekje met bedragen en onder meer de letter ‘G’ doet bovendien het vermoeden rijzen dat GHB aan anderen werd verstrekt.
De verklaring van [medeverdachte] dat hij de aangetroffen GHB, amfetamine en een deel van de jerrycans van iemand die net geript was had overgenomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. [medeverdachte] weigert te verklaren over de naam van deze persoon, zijn connectie met deze persoon en de achtergrond van deze transactie. Daarnaast zijn de GHB, amfetamine en jerrycans op verschillende plekken in de woning en tuin van de verdachte en [medeverdachte] aangetroffen. Als [medeverdachte] deze spullen inderdaad kortgeleden van iemand had overgenomen en deze graag kwijt wilde, lag het voor de hand om de spullen in één doos of kast te bewaren.
Voor de herkomst en bestemming van de aangetroffen geldbedragen hebben de verdachte en [medeverdachte] geen aannemelijke verklaring gegeven. De verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] bevatten inconsistenties met betrekking tot het ontvangen verjaardagsgeld dan wel aanwezige spaargeld van de zoon van de verdachte en de datum waarop de verjaardagen werden gevierd. Zo heeft [medeverdachte] in het politieverhoor verklaard dat de zoon van de verdachte 1.500 euro cadeau had gekregen, terwijl dit bedrag volgens de verdachte geld betrof dat haar zoon zelf bij elkaar had gespaard voor een Iphone. De verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat het spaargeld van de zoon slechts 800 euro betrof. Ter zitting heeft de verdachte tevens verklaard dat zij, [medeverdachte] en haar zoon hun verjaardagen op 19 oktober 2024 vierden. Deze datum is eveneens vermeld in de ondersteunende verklaring van de vader van de verdachte. Dit, terwijl de doorzoeking één dag daarvoor, namelijk op 18 oktober 2024 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het opvallend dat het grootste deel van de aangetroffen contanten, namelijk 2.700 euro, werd bewaard in de slaapkamer die de politie aanduidt als ‘kamer 5’. Dat is de kamer waar ook veel van voornoemde voorwerpen en stoffen werd aangetroffen, evenals een grote hoeveelheid verdovende middelen. Deze contanten waren in plastic verpakt, en een deel daarvan zat vastgeplakt onder de klep van een bureau. Ook werd in ‘kamer 5’ op een kast een berekening van een geldbedrag aangetroffen. Voor deze berekening is geen aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangetroffen geldbedragen betrekking hadden op verdovende middelen en voorhanden waren met het oog op de voorbereidingshandelingen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] opzet had op de voorbereidingshandelingen ten aanzien van het vervaardigen van GHB. De rechtbank leidt dit af uit het grote aantal aangetroffen voorwerpen en stoffen die geschikt zijn voor het vervaardigen van GHB, de bekentenis van [medeverdachte] dat hij eerder GHB heeft vervaardigd en de aantekeningen in het notitieboekje, waarin onder meer bedragen staan met daarachter de letter ‘G’. Hoewel uit het dossier volgt dat het zwaartepunt van de voorbereidingshandelingen lag bij [medeverdachte], is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op deze handelingen. Zij heeft de aanwezigheid van voornoemde voorwerpen, stoffen en geldbedragen in haar woning toegelaten, terwijl zij ernstige redenen had om te vermoeden dat deze daar lagen om GHB te vervaardigen.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat bij het voorgaande sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. Zo lagen voornoemde voorwerpen en stoffen op verschillende plekken in de woning van de verdachte en [medeverdachte], heeft [medeverdachte] bekend dat hij eerder GHB heeft gemaakt, zijn zowel [medeverdachte] als de verdachte bekend met het gebruik van GHB en blijkt uit het openlijk in de keuken hangende
glassboarddat bepaalde (andere) middelen aan derden werden verstrekt. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen voor dit feit dan ook bewezen.
Ten slotte is, anders dan de raadsvrouw betoogt, voor het bewijzen van voorbereidingshandelingen niet vereist dat [medeverdachte] en/of de verdachte op of omstreeks 18 oktober 2024 daadwerkelijk GHB aan het vervaardigen was.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit 1, met uitzondering van de voorbereiding van invoer/uitvoer.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte grotendeels van deze feiten moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen XTC pillen in de woning aanwezig waren en dat de verdachte geen wetenschap had van de overige drugs in de woning, met uitzondering van de
adderalls, die gelijkstaan aan 65,1 gram amfetamine.
Vrijspraak bezit XTC pillen
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte ontkent dat zij in het bezit was van XTC pillen. [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de 172 in het rode Cartier doosje aangetroffen pillen
adderallswaren, een medicijn dat hij slikte tegen ADHD verschijnselen en dat amfetamine bevat. Uit de door het NFI uitgevoerde testen van voornoemde pillen, met als Uniek Voorwerp Nummer AASP6719NL en als BVH Goednummer G3221563, blijkt inderdaad dat deze pillen geen MDMA bevatten, maar amfetamine.
De verdachte zal dan ook van het bezit van XTC pillen worden vrijgesproken.
Medeplegen bezit amfetamine, GHB en hennep bewezen
Tijdens de doorzoeking is amfetamine, GHB en hennep aangetroffen. [medeverdachte] heeft het bezit hiervan in de verhoren bij de politie en rechter-commissaris bekend.
Hoewel uit het dossier volgt dat het zwaartepunt van het bezit van de tenlastegelegde middelen eveneens lag bij [medeverdachte], is de rechtbank van oordeel dat ook de verdachte voorwaardelijk opzet had op dit bezit. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht het allereerst onaannemelijk dat de verdachte geen wetenschap had van de in de woning aangetroffen amfetamine, GHB en hennep. In de bewezenverklaring van feit 1 heeft de rechtbank overwogen dat zij de verklaring van de verdachte dat zij niet wist wat zich op ‘kamer 5’ afspeelde, ongeloofwaardig acht. Hoewel de verdachte, zoals zij heeft verklaard, haar eigen bezigheden buitenshuis had, was zij toch ook regelmatig thuis te vinden. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat zij in het geheel geen wetenschap had van de drugs die op diverse plekken in haar woning en in de tuin werd bewaard. Zo lag de amfetamine op verschillende plekken in de woning en zat er amfetamine en hennep in een met sloten en ijzerdraad afgesloten vriezer in de tuin. Dat verdachte dit allemaal niet gezien heeft, of dat zij dit wel gezien heeft maar dit geen vragen bij haar opriep, acht de rechtbank niet aannemelijk. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting erkend bekend te zijn met het gebruik van
adderallsen cannabis, en dat er inderdaad veel
adderallsin de woning lagen. Daarnaast heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard eerder GHB te hebben gebruikt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de tenlastegelegde hoeveelheden amfetamine, GHB en hennep brutogewichten betreffen. Op grond van de rapporten van het NFI stelt de raadsvrouw dat de in de woning aanwezige hoeveelheid 1.265,6 gram amfetamine en 592,8 milliliter GHB betrof. Aangezien de politie de hennep samen met het verpakkingsmateriaal heeft gewogen, zou het gewicht van de hennep ook lager moeten liggen dan de tenlastegelegde 2.771 gram.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de onderzoekbevindingen van het NFI leidt de rechtbank af dat vijf geteste substanties amfetamine waren, met netto gewichten van 65,1 gram, 688,7 gram, 128,7 gram, 287,6 gram en 94,5 gram. De rechtbank stelt dus vast dat de verdachte totaal (65,1 + 688,7 + 128,7 + 287,6 + 94,5 =) 1.264,6 gram amfetamine voorhanden had. Daarin zit begrepen de tabletten
adderallsdie eerst als XTC werden aangemerkt (netto 65,1 gram). Uit het politiedossier leidt de rechtbank verder af dat de verdachte 870 milliliter GHB (bruto) voorhanden had. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is alle aangetroffen GHB door het NFI getest – het verschil in goednummers wordt verklaard doordat de forensische opsporing nieuwe goednummers geeft aan de monsters die zij uit het totaal van een aangeleverd goed neemt. Wel is de rechtbank van oordeel dat in de stukken betreffende de verdovende middelen onvoldoende inzichtelijk wordt gemaakt hoe een brutovolume van 870 milliliter GHB-houdende vloeistof zou kunnen leiden tot een (hoger) nettogewicht GHB van 993,7 gram, zoals beschreven door de forensische opsporing. De rechtbank zal in haar bewezenverklaring dan ook in het voordeel van de verdachte uitgaan van 870 ml van een materiaal bevattende GHB. Ten aanzien van de hennep zal de rechtbank uitgaan van een gewicht van 2.771 gram. Ook hierbij zal de rechtbank in aanmerking nemen dat dit een bruto gewicht betreft.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat bij het voorgaande sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte. Beiden hebben erkend bekend te zijn met het gebruik van amfetamine, GHB en hennep. Uit het openlijk in de keuken hangende
glassboardblijkt dat bepaalde (andere) middelen aan derden werden verstrekt. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen voor deze feiten dan ook bewezen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.