ECLI:NL:RBDHA:2025:1499
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van reguliere verblijfsvergunning en weigering wijziging verblijfsdoel in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning en de afwijzing van haar verzoek tot wijziging van het verblijfsdoel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 20 januari 2022 de verblijfsvergunning van eiseres met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij niet langer voldeed aan de voorwaarden. Eiseres, afkomstig uit Sri Lanka, had in 2017 een kort verblijf visum aangevraagd en later een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verkregen. Na het overlijden van haar echtgenoot in 2021 heeft de minister haar verblijfsvergunning ingetrokken, wat leidde tot een reeks juridische procedures.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister, aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister geen nieuwe beoordeling van het gezinsleven hoefde te maken, ondanks de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024. De rechtbank oordeelt dat de minister de belangen van de staat zwaarder mag laten wegen dan die van eiseres, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning en de weigering tot wijziging van het verblijfsdoel rechtmatig zijn. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat haar medische situatie of de emotionele band met haar familie aanleiding geven om haar verblijfsvergunning te handhaven.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning en de weigering tot aanpassing van het verblijfdoel in stand blijven. Eiseres is vrijgesteld van griffierecht en ontvangt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.