ECLI:NL:RBDHA:2025:1498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
09/063977-24 en 09/226300-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en overval op nachtwinkel in Leiden

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en een overval op dezelfde nachtwinkel in Leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De zaak betreft twee incidenten: de eerste vond plaats op 23 februari 2024, waarbij de verdachte meerdere drankflessen heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen een winkelmedewerker. De tweede gebeurtenis vond plaats op 13 juli 2024, waarbij de verdachte onder bedreiging van een mes geld en goederen heeft gestolen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een complexe persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [naam 3] gedeeltelijk toegewezen en de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en toezicht voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/063977-24 en 09/226300-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 6 februari 2025
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Limburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.A.G. Balkenende naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/063977-24 (dagvaarding I)
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2024 tot en met 24 februari 2024 te
Leiden, één of meerdere (twee) drankflessen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan Night Shop, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [naam 1] en/of [naam 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die te
duwen en (vervolgens) tegen het hoofd te slaan met een drankfles, althans een
voorwerp;
Ten aanzien van parketnummer 09/226300-24 (dagvaarding II)
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Leiden, een of meer geldbedragen en/of winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Nightshop Leiden, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] en/of [naam 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes te tonen en die [naam 3] te dwingen de kassalade te openen, en/of
- met dat mes door de (kier van de) deur, in de richting van die [naam 3] en/of [naam 4] te steken, en/of
- met dat mes in de hand van die [naam 3] te steken,
ten gevolge waarvan die [naam 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een
steekverwonding aan de rechterhand met letsel aan een van de buigpezen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit van dagvaarding I en het feit van dagvaarding II wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het feit van dagvaarding I en het feit van dagvaarding II wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024059006, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 48).
1. Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] , opgemaakt op 3 juli 2024, voor zover inhoudelijk (aanvullend procesdossier, niet genummerd):
Op 23 februari 2024 was ik in de nachtwinkel gevestigd op de [adres 2] te Leiden. Ik zag dat er een man de winkel binnen kwam. Ongeveer na 2 á 3 minuten zag ik dat de man de winkel weer verliet. Ik zag dat de man de winkel rennend verliet. Ik zag dat de man hierbij in beide handen een fles Moët vast hield. Ik hoorde [naam 5] zeggen dat de man twee flessen Moët had meegenomen zonder te betalen. Ik ben samen met [naam 5] achter deze man aangerend de winkel uit. Ik zag dat de man de
Musschenbroekstaat in rende. Ik ben achter de man aan gerend. In de
Musschenbroekstraat heb ik de man ingehaald en heb ik één van de twee flessen Moët uit de handen van de man gepakt. Op dit moment zag ik dat de man naar mij toe draaide. Ik zag dat de man met de andere fles in zijn andere arm een slaande beweging maakte richting mijn hoofd. Ik voelde dat de man mij raakte op mijn hoofd met de fles boven op mijn hoofd, aan voor mij de linkerkant van de bovenkant van mijn hoofd. Ik voelde direct dat ik dit scherpe pijn bezorgde op die plek op mijn hoofd. Verder voelde ik dat er veel bloed vanaf de bovenkant van mijn hoofd over mijn gezicht stroomde
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 14 maart 2024, voor zover inhoudelijk (p. 12-14):
Op 23 februari 2024 liep ik over de Pasteurstraat te Leiden. Ik liep bij de kruising met de Musschenbroekstraat. Ik zag dat vanuit de richting van de Willem de Zwijgerlaan twee personen aan kwamen rennen. Deze liepen over het trottoir aan de zijde van de aldaar gelegen Nightshop. Ze kwamen ook vanuit deze richting gerend.
Ik zag dat de man welke voorop rende een jongere man betrof en dat deze twee flessen wijn in zijn hand had. Ik zag dat er een oudere man achter hem aanrende. Ik zag dat beide personen langs mij renden en de Musschenbroekstraat op renden. Ik
zag dat de oude man de jongere man daar tegen kon houden. Ik zag dat de jongen man de man van zich afduwde en dat hij hierna voluit de oudere man met een fles wijn op zijn hoofd sloeg. Terwijl dit gebeurde zag ik dat er een wit doosje op de rijbaan viel. Ik kon niet zien van wie het witte doosje was. Ik zag dat de man hierna hevig bloedde uit een hoofdwond boven op zijn hoofd. Ik zag dat het witte doosje een medicatiedoosje betrof.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Op 24 februari 2024 heb ik gekeken naar de medicijnen welke verdachte [verdachte]
[verdachte] liet vallen tijdens de mishandeling. Ik zag het volgende op het doosje staan:
Dat het medicijnen bestemd waren afkomstig van het Alrijne ziekenhuis
Dat deze bestemd zijn voor Dhr. [verdachte] van [geboortedatum] 1995. Dat het doosje Lorazepam bevatte. Ik zag dat het doosje leeg was. Wel hoorde ik van arrestantenzorg dat er in de fouillering 4 pillen Lorazepam zaten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden Night Shop), opgemaakt op 4 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 17-19):
Deze beelden zijn ter beschikking gesteld door de eigenaar van de Night shop.
VID-20240224-WA0002.mp4 (Camera ingang Night Shop)
Op 1 seconden van het beeldmateriaal zie ik persoon 1 in beeld komen. Hij loopt met zijn handen in zijn zakken de Night Shop in. Persoon 1 draagt een zwarte The North Face jas met capuchon. Deze heeft hij op zijn hoofd getrokken. Onder deze capuchon draagt hij een pet. Hierdoor wordt het gelaat van persoon 1 afgeschermd. Tevens draagt persoon 1 een zwarte broek en zwarte sneakers. Rechtsonder in beeld staat persoon 2. In dit beeld is te zien dat het een oudere man is. Persoon 2 heeft een grijs kleurige snor en draagt een bril. Hij draagt ook een donkerkleurige pet plus bodywarmer met daaronder een witte blouse met strepen, spijkerbroek en sportschoenen. Op 23 seconden van het beeldmateriaal zie ik persoon 1 met versnelde pas weer naar buiten lopen. Persoon 1 loopt met 2 flessen naar buiten. Deze flessen lijken champagne flessen. Persoon 1 heeft in elke hand 1 fles vast. Persoon 2 rent vervolgens achter persoon 1 aan de winkel uit.
VID-20240224-WA0003.mp4 (Camera buitenzijde Night Shop 2)
Videofragment duurt in totaliteit 42 seconden. Op 30 seconden van het beeldmateriaal zie ik persoon 1 de winkel uit rennen met twee flessen, 1 in elke hand. Persoon 2 rent na schatting op 1.5 meter afstand achter persoon 1. Op 33 seconden van het beeldmateriaal rennen persoon 1 en 2 uit beelden.
VID-20240224-WA0004.mp4(camera wijnafdeling Night Shop)
Videofragment duur in totaliteit 21 seconden. Op 11 seconden van het beeldmateriaal zie ik persoon 1 twee champagne flessen uit het schap pakken.
Ten aanzien van dagvaarding II
De rechtbank zal voor het feit van dagvaarding II met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024223759-, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Leiden – Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 102).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 januari 2025.
2. Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , opgemaakt op 13 juli 2024 (p. 41-47).
3. Het geschrift, te weten letselbeschrijving [naam 3] van GGD Hollands Midden, opgemaakt op 11 september 2024.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/226300-24 (dagvaarding I)
hij op 23 februari 2024 te Leiden meerdere drankflessen die aan Night Shop toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door die
[naam 2]te duwen en vervolgens tegen het hoofd te slaan met een drankfles.
Ten aanzien van parketnummer 09/063977-24 (dagvaarding II)
hij op 13 juli 2024 te Leiden geldbedragen die geheel aan Nightshop Leiden toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 3] en [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
- een mes te tonen en die [naam 3] te dwingen de kassalade te openen, en
- met dat mes door de kier van de deur, in de richting van die [naam 3] en
[naam 4]te steken, en
- met dat mes in de hand van die [naam 3] te steken,
ten gevolge waarvan die [naam 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een
steekverwonding aan de rechterhand met letsel aan een van de buigpezen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, het vinden en behouden van dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, het vinden en behouden van dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een overval. Beide gepleegd bij dezelfde nachtwinkel. Tijdens de diefstal met geweld heeft de verdachte meerdere drankflessen weggenomen bij de nachtwinkel en vervolgens tijdens zijn vlucht het slachtoffer, dat hem achtervolgde in zijn vlucht, op het hoofd geslagen met een drankfles waardoor hij letsel heeft opgelopen. Een aantal maanden later heeft de verdachte een overval gepleegd bij dezelfde nachtwinkel. De verdachte heeft de winkelmedewerker van de nachtwinkel onder bedreiging van een mes gedwongen om de kassalade te openen, zodat hij geld weg kon nemen. Vervolgens heeft de verdachte de winkel willen ontvluchten, waarna de winkelmedewerker samen met een voorbijganger de verdachte heeft geprobeerd in te sluiten in de nachtwinkel. De verdachte heeft toen de winkelmedewerker door de kier van de deur met een mes in zijn hand gestoken ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verder heeft de verdachte door zijn handelen gevoelens van onveiligheid en angst veroorzaakt bij deze slachtoffers. Daarnaast dragen dit soort feiten bij aan een verder groeiend gevoel van onveiligheid en onrust in de maatschappij en zorgen zij daarnaast voor veel financiële schade voor betreffende winkels. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van het slachtoffer van de diefstal met geweld is gebleken hoezeer het incident heeft ingegrepen in het leven van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2018 is veroordeeld voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage van H. Baas, gezondheidszorgpsycholoog, d.d. 3 december 2024, en van A.C. Hoek, psychiater, d.d. 4 december 2024. De gezondheidszorgpsycholoog en de psychiater concluderen dat er bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met borderline, vermijdende en antisociale trekken) en stoornissen in middelengebruik (cannabis en alcohol). De gezondheidspsycholoog concludeert ook dat sprake is van symptomen van ASS. Zij concluderen dat deze stoornissen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig waren. Dit leidt ertoe dat zij bij een bewezenverklaring adviseren om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Verder concluderen zij dat het recidiverisico op gewelddadig gedrag als matig-hoog kan worden ingeschat, zolang de verdachte niet wordt behandeld. Bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten adviseren zij om aan hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en toezicht vanuit de reclassering.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 10 januari 2025, waaruit volgt dat sprake is van complexe persoonlijkheidsproblematiek met borderline, antisociale en vermijdende trekken en gecombineerd met een ernstige verslaving. De reclassering acht het noodzakelijk dat de verdachte voor deze problematieken klinisch wordt behandeld in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). Bij veroordeling adviseert de reclassering om aan hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, namelijk: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft ten aanzien van de straftoemeting acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de daarin opgenomen uitgangspunten. Volgens deze landelijke oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij een overval van een winkel met ander geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De rechtbank houdt bij het formuleren van de straf in grote mate rekening met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de op grond van
art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c lid 6 Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank legt een deel van die straf voorwaardelijk op om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Anders dan door de officier van justitie is geëist acht de rechtbank een langere proeftijd van drie jaren passend en geboden gelet op de problematiek van de verdachte, alsmede het advies van de reclassering waarin een lange proeftijd wordt geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van dagvaarding II
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 8.021,77 en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 2.021,77 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade.
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 900,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij [naam 4] , wegens gebrek aan onderbouwing, en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 3] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering van de benadeelde partij [naam 4] primair af te wijzen en subsidiair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Daarnaast verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij [naam 3] , voor zover die ziet op de materiële schade, toe te wijzen tot een bedrag van € 950,77 en de post huishoudelijke hulp af te wijzen. Verder verzoekt de raadsman om de vordering, voor zover deze ziet op de immateriële schade, te matigen tot een bedrag van € 2.000,- en voor de rest niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [naam 3]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten reiskosten, factuur medische informatie Xpert Handtherapie, ziekenhuisdaggeldvergoeding en gederfde inkomsten, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 950,77.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post huishoudelijke hulp, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder dagvaarding II bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de immateriële schade toewijzen met ingang van 13 juli 2024, de datum van het bewezenverklaarde feit. Omdat de materiële schade bestaat uit reiskosten die op verschillende momenten (gelegen tussen 15 juli 2024 en 11 december 2024) zijn gemaakt, wordt de wettelijke rente over de materiële schade met ingang van 11 december 2024 toegewezen (zijnde de laatste dag waarop de kosten zijn gemaakt).
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van
- € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2024 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
- € 950,77 aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2024 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
ten behoeve van [naam 3] .
De vordering van de benadeelde partij [naam 4]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de vordering namens de verdachte (gemotiveerd) is betwist en door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld/bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de straf, groot
12 (TWAALF) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Fivoor te Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN te ‘s-Gravenhage op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende een jaar of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een forensische polikliniek of soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn stoornissen;
- zich inspant voor het vinden en behouden van onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] deels toe tot een bedrag van € 2.950,77 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag te betalen aan [naam 3] ,
te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 2.000,- vanaf 13 juli 2024 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 950,77 vanaf 11 december 2024 tot aan de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
bepaalt dat het overige deel aan immateriële schade wordt afgewezen;
bepaald dat de benadeelde partij voor het overige deel aan materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
verklaart de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
- € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2024 tot aan de dag waarop dit bedrag is betaald;
- € 950,77
-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2024 tot aan de dag waarop dit bedrag is betaald;
ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 39 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. S. Katib, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. I.C. Melieste en M. van Doesburg, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2025.