ECLI:NL:RBDHA:2025:1489
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
Op 3 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die in beroep ging tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister had dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. In dit geval was Spanje verantwoordelijk, aangezien Nederland op 15 oktober 2024 had verzocht om de overdracht van de eiser aan Spanje, wat op 25 november 2024 door de Spaanse autoriteiten was goedgekeurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet om een zitting heeft gevraagd en het onderzoek daarom zonder zitting heeft gesloten. In de beoordeling van de zaak heeft de rechtbank de argumenten van de eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag overwogen. De eiser voerde aan dat hij niet naar Spanje wilde gaan omdat hij zich daar niet veilig voelde en dat de overdracht in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast wilde hij terugkeren naar Algerije met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de zienswijze van de eiser en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de beslissing van de minister zouden kunnen veranderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling hoeft te nemen en dat de overdracht aan Spanje kan plaatsvinden. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.