ECLI:NL:RBDHA:2025:14865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
10 augustus 2025
Zaaknummer
SGR 23/2116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na bestuurlijke lus over omgevingsvergunning voor dakopbouw in beschermd stadsgezicht

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hocks. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 26 november 2024, waarin de rechtbank het college de gelegenheid gaf om gebreken in het bestreden besluit van 6 februari 2023 te herstellen. Het college heeft op 13 februari 2025 een herstelbesluit genomen, waartegen eiseres haar zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder nadere zitting.

In de uitspraak wordt vastgesteld dat het college zich op basis van adviezen van de Adviescommissie omgevingskwaliteit en de afdeling Monumentenzorg op het standpunt heeft mogen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelt dat de oorspronkelijke karakteristiek van het pand niet wordt aangetast en dat de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht niet in gevaar komen. Eiseres betoogde dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw niet verleend had mogen worden, maar de rechtbank oordeelt dat het college de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken met het herstelbesluit heeft hersteld.

De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 6 februari 2023 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond. Tevens wordt bepaald dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

de [eiseres], te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

(gemachtigde: mr. S.J.C. Hocks).

Procesverloop

De rechtbank verwijst voor een weergave van het procesverloop naar de tussenuitspraak van 26 november 2024 (de tussenuitspraak).
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit van 6 februari 2023 te herstellen.
Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak op 13 februari 2025 een herstelbesluit genomen.
Bij brief van 24 maart 2025 heeft eiseres haar zienswijze over herstelbesluit naar voren gebracht.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 26 november 2024. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. In dat kader overweegt de rechtbank dat het haar niet vrij staat om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
De tussenuitspraak
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat uit het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende welstandsadvisering onvoldoende duidelijk wordt waarom het bouwplan binnen het rijksbeschermd stadsgezicht past. Niet blijkt dat de welstandscommissie heeft gekeken naar de vraag of het bouwplan in de bredere omgeving past die behoort tot het beschermd stadsgezicht, waartoe in ieder geval ook delen van de wijk behoren van waaruit de dakopbouw zichtbaar zal zijn. Omdat niet zeker is dat aan de zijde van de beoogde wachtgevel ook een dakopbouw zal worden gebouwd, zal de beoordeling ook betrekking moeten hebben op de gevolgen van een permanente wachtgevel voor de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. Op basis van dit onderzoek zal verweerder een belangenafweging moeten maken, waarin wordt gemotiveerd of afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het herstelbesluit
3. In het herstelbesluit stelt het college zich, onder verwijzing naar nadere adviezen van de Adviescommissie omgevingskwaliteit en cultureel erfgoed (AOCE) en van de afdeling Monumentenzorg, op het standpunt dat de oorspronkelijke waardevolle karakteristiek van het pand of ensemble niet wordt aangetast. In het nadere advies van
29 januari 2025 heeft de AOCE toegelicht dat in het blok grijs gestukte zijgevels met een permanent karakter voorkomen. Het ontstaan van een wachtgevel met dezelfde afwerking bij de opbouw van [adres 1] is niet atypisch in deze wijk en veroorzaakt daarom geen onredelijke aantasting van de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht, aldus de AOCE. De afdeling Monumentenzorg heeft in een nader advies toegelicht dat de kapvorm rekening houdt met de vormgeving van de naastgelegen daken. Ten aanzien van de wachtgevel wordt vermeld dat dit een veel gebruikte traditionele oplossing is voor een muurvlak waar in de toekomst mogelijkerwijs tegenaangebouwd zou kunnen worden. Indien het pand [adres 2] ook van een dakopbouw zou kunnen worden voorzien, kan deze aansluiten op de wachtgevel waardoor de architectonische eenheid van deze panden in bouwhoogte en architectuur beleefbaar blijft. Het volume is ingepast in de bestaande bouwstructuur van het ensemble waarbinnen enige variatie in de gevelhoogte en aantal bouwlagen voorkomt.
3.1.
Het beroep van eiser is, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede gericht tegen het herstelbesluit.
Het besluit van 6 februari 2023
4. Met het herstelbesluit heeft verweerder het bestreden besluit van 6 februari 2023 ingetrokken. Eiseres heeft niet gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van bestreden besluit van 6 februari 2023. Gelet hierop heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen dat besluit. Het beroep van eiseres tegen het besluit van
6 februari 2023 is daarom wegens het ontvallen van procesbelang niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het herstelbesluit
5. Eiseres betoogt dat de omgevingsvergunning voor een dakopbouw niet vergund had mogen worden, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in de bouwregels van het bestemmingsplan worden gesteld ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dakopbouw 2’. Verder betoogt zij dat het advies van de AOCE ten onrechte niet is besproken in een openbare vergadering en niet opstond voor inspraak. Daarnaast wordt er in het advies ten onrechte van uitgegaan dat er binnen de rij [straat] [huisnummers] woningen staan met 4 woonlagen. Eiseres is verder van mening dat het feit dat twee huizen laag zijn geen reden kan zijn om gestucte zijgevels toe te staan. Nog steeds is niet weerlegd dat de dakopbouw een te grote impact heeft op het daklandschap en te massief oogt en dat de oorspronkelijke waardevolle karakteristiek van het pand of ensemble wordt aangetast. Verder blijkt uit het advies van de afdeling Monumentenzorg niet wat de vraagstelling was en wie het advies heeft opgesteld. In dit advies wordt geconcludeerd dat de architectonische eenheid beleefbaar blijft, maar de vraag is of de karakteristiek van het ensemble wordt aangetast. Met de conclusie dat het volume is ingepast in de bestaande bouwstructuur van het ensemble wordt niet aan dit criterium voldaan. Er is sprake van een specifieke ritmiek in de straatwand en die wordt aangetast. De bevindingen van [naam 3] en SCALA architecten zijn niet weerlegd.
Beoordeling van het herstelbesluit
6. Het betoog van eiseres dat de dakopbouw niet had mogen worden vergund omdat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dakopbouw 2’ alleen een kapverdieping mag worden gebouwd die 1,20 meter onder de goothoogte ligt, slaagt niet. In het herstelbesluit wordt onderkend dat geen sprake is van een kapverdieping en dat het bouwplan in zoverre niet in overeenstemming is met de bouwregels van het bestemmingsplan. Zoals overwogen in de tussenuitspraak en ook blijkt uit het herstelbesluit, voorziet de omgevingsvergunning in een afwijking van de bouwregels van het bestemmingsplan.
6.1.
Ter beoordeling staat of het college zich in het herstelbesluit, op basis van de nadere adviezen van de AOCE en van de afdeling Monumentenzorg, op het standpunt heeft mogen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de oorspronkelijke karakteristiek van het pand of het ensemble niet wordt aangetast en het daarmee niet leidt tot een aantasting van cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en dat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het herstelbesluit zijn hersteld. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
6.2.
Anders dan eiseres veronderstelt, volgt uit de tussenuitspraak niet dat het college de in de beroepsgronden overgenomen beoordeling van [naam 3] en van SCALA architecten moet weerleggen om toereikend te kunnen motiveren dat het bouwplan niet leidt tot een aantasting van cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overigens ook niet geoordeeld dat bevindingen van de in bezwaar ingebrachte deskundigenrapportage van [naam 3] niet zijn weerlegd in het besluit van 6 februari 2023. De overweging waar eiseres kennelijk op doelt (overweging 6) bevat een weergave van de beroepsgronden van eiseres en geen oordeel van de rechtbank over die gronden. Het oordeel van de rechtbank hierover volgt vanaf overweging 6.2 van de tussenuitspraak. In overweging 6.4 heeft de rechtbank overwogen dat de van de welstandscommissie afwijkende beoordeling van [naam 3] op zichzelf niet meebrengt dat het advies van de welstandscommissie ondeugdelijk is.
6.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de procedurele kanttekeningen van eiseres bij de adviezen van het OACE en de afdeling Monumentenzorg, geen aanknopingspunt geven voor het oordeel dat het college zich niet op deze adviezen heeft mogen baseren. In het herstelbesluit wordt verwezen naar de publicatie van het advies van de AOCE op de website van de gemeente Den Haag. Het advies is als hamerstuk aangenomen door de AOCE. Dat daarmee geen mogelijkheid bestond voor de door eiseres gewenste inspraak, doet er niet aan af dat het college zich heeft mogen baseren op dit advies. Hetzelfde geldt voor de door eiseres naar voren gebrachte omstandigheid dat uit het advies van de afdeling Monumentenzorg niet blijkt wat de vraagstelling was. De rechtbank ziet verder geen reden om eraan te twijfelen dat het advies door de gemeentelijke afdeling Monumentenzorg is uitgebracht.
6.5.
Ook in de inhoudelijke kanttekeningen van eiseres bij de adviezen van de OACE en de afdeling Monumentenzorg ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college niet op deze adviezen mocht afgaan. Uit de adviezen blijkt dat breder is gekeken dan naar het betrokken pand en de direct naastgelegen bebouwing, terwijl ook de situatie van een permanente wachtgevel is beoordeeld. Verder is van belang dat de door het college gevolgde adviezen geen (expliciete) weerlegging van de door eiseres overgelegde beoordelingen van [naam 3] en SCALA architecten behoeven te bevatten. Dat de adviezen niet specifiek ingaan op de door eiseres bedoelde ritmiek van de straatwand wijst daarom niet op een tekortkoming. Gelet op de foto’s in het bestreden besluit kan eiseres erin worden gevolgd dat er in de straatwand geen panden met 4-bouwlagen staan, terwijl in het advies staat dat het belangrijk is “dat de verhoudingen in de straatwand behouden worden, ie. van 2 tot 3 en van 3 tot 4 lagen”. De rechtbank ziet hierin echter geen aanknopingspunt om aan te nemen dat de OACE bij de beoordeling van het bouwplan van onjuiste feiten is uitgegaan.
6.6.
Het betoog van eiseres slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het college heeft de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken met het herstelbesluit hersteld. Het beroep van eiseres tegen het herstelbesluit is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. De rechtbank ziet in de vervanging van het besluit van 16 februari 2023 door het herstelbesluit aanleiding om te bepalen dat het college het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 6 februari 2023 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 februari 2025 ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 juli 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.