ECLI:NL:RBDHA:2025:14841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
24/8192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het aantal toevoegingseenheden voor een advocaat in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2025, met zaaknummer SGR 24/8192, is het beroep van eiseres tegen het aantal toevoegingseenheden voor het jaar 2024 beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.C. Scheermeijer, had in de jaren voorafgaand aan 2024 gemiddeld meer dan 2.000 punten gedeclareerd bij verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder had daarop besloten om voor eiseres een afwijkend maximum van 238 toevoegingseenheden vast te stellen, in plaats van het gebruikelijke maximum van 250. De rechtbank oordeelde dat verweerder dit aantal mocht vaststellen om de kwaliteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand te waarborgen. Eiseres voerde aan dat de koppeling tussen punten en gewerkte uren onjuist was en dat de beperking van het aantal toevoegingen negatieve gevolgen had voor haar praktijkvoering. De rechtbank concludeerde echter dat de kwaliteit van de rechtsbijstand voorop staat en dat de 2.000-puntenregeling niet onredelijk was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het aantal toevoegingseenheden voor het jaar 2024.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 9 februari 2024 het aantal toevoegingseenheden voor het jaar 2024 voor eiseres vastgesteld op 238. Met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven, deels in afwijking van het advies van de Commissie voor Bezwaar.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft in de jaren voorgaand aan 2024 gemiddeld meer dan 2.000 punten gedeclareerd bij verweerder. Verweerder heeft daarom besloten om voor eiseres een afwijkend maximum toevoegingseenheden te hanteren voor het jaar 2024: 238 in plaats van 250 toevoegingseenheden. Dit om de kwaliteit te garanderen. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
3. De herijkingen in de puntentelling voor de Herstelregeling Kinderopvangtoeslag (HKT)-zaken en andere zaken heeft ervoor gezorgd dat eiseres sneller het maximum aantal toevoegingen bereikt. Dezelfde zaken tellen nu zwaarder mee. Zij neemt dus niet meer zaken aan. Zo zijn de HKT-zaken met terugwerkende kracht op 20 punten vastgesteld in plaats van 9 punten. Daarnaast werd in 2022 en 2023 het maximum aantal toevoegingen voor zaken binnen de HKT verhoogd van 250 naar 500. In 2024 heeft verweerder het maximum aantal toevoegingen weer verlaagd van 500 naar maximaal 250 toevoegingseenheden. Daarbij is geen rekening gehouden met de belangen van bestaande cliënten en de nog te voeren (vervolg)procedures. Dit heeft een aanzienlijke impact op de praktijkvoering van eiseres, met name omdat de continuïteit van haar rechtsbijstand in de knel komt. Ook merkt eiseres op dat verweerder de HKT-zaken over 2021 tot en met 2023 zelf bij eiseres heeft aangedragen.
3.1.
Verder is de koppeling tussen punten en gewerkte uren fundamenteel onjuist. De inzet van HBO’ers onder toezicht en verantwoordelijkheid van advocaten leidt tot een efficiënte werkverdeling, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de rechtsbijstand. Het behandelen van een groot aantal HKT-zaken leidt dan ook juist tot specialisatie en een hogere kwaliteit van rechtsbijstand. Het aantal toevoegingseenheden en kwaliteit heeft dus niets met elkaar te maken.
3.2.
Daarnaast zorgen de langdurige doorlooptijden van de HKT-zaken voor een vertekend beeld van toevoegingen. Het aantal gedeclareerde punten in een bepaald jaar geeft niet direct de daadwerkelijke werkdruk van dat jaar weer, omdat het mede het gevolg is van de opbouw van niet-gefactureerde uren uit eerdere jaren. Verweerder miskent dit uitgestelde declaratie-effect. Ook moesten HKT-zaken tot aan 1 november 2023 binnen zes maanden worden gedeclareerd, waardoor eiseres in 2023 een groot aantal zaken heeft moeten declareren.
3.3.
Bovendien heeft de beperking van het aantal toevoegingen negatieve gevolgen voor de positie van advocaten in loondienst, omdat de toevoegingen persoonlijk aan de advocaat zijn gekoppeld, waardoor hun waarde voor het kantoor vermindert. Eiseres heeft in 2023 afstand gedaan van haar specialisatie in het huurrecht. Zij vreest dat zij ook afstand moet doen van haar andere specialisaties om haar bestaande HKT-cliënten te kunnen blijven bijstaan.
3.4.
Tot slot heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom zij van het advies van de Commissie van Bezwaar afwijkt.
Wat zijn de regels?
4. De regels zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het aantal toevoegingseenheden voor eiseres heeft mogen vaststellen op een afwijkend maximum van 238 voor het jaar 2024. Dit oordeel legt zij hierna uit.
6. De rechtbank stelt voorop dat één van de kerntaken van verweerder is het waarborgen van de kwaliteit van de aangeboden gesubsidieerde rechtsbijstand. Daartoe heeft de wetgever in de Wet op de rechtsbijstand (de Wrb) opgenomen dat verweerder een maximum kan stellen aan het aantal afgegeven toevoegingen. [2] In de Inschrijvingsvoorwaarden heeft verweerder dit nader uitgewerkt. [3] Zo kunnen jaarlijks maximaal 250 toevoegingseenheden aan een advocaat worden gegeven. Hierbij staat één toevoegingseenheid voor een werklast van 6 of meer uren. Met 250 toevoegingseenheden per jaar komt een advocaat uit op een werklast van minimaal 1.500 uren. Een werklast van 1.200 declarabele uren per jaar is in de advocatuur niet ongebruikelijk. Verweerder heeft hierbij dus een ruime marge genomen.
In de inschrijvingsvoorwaarden is verder bepaald dat advocaten die de voorafgaande twee kalenderjaren gemiddeld meer dan 2.000 punten (= 2.000 uren) hebben gedeclareerd, een lager maximum aan toevoegingseenheden in het erop volgende kalenderjaar ontvangen. [4]
6.1.
Het maximum aantal toevoegingseenheden is bedoeld om (vooraf) te voorkomen dat de kwaliteit van de aangeboden gesubsidieerde rechtsbijstand in het gedrang komt. Het zorgt er immers voor dat de werklast van een advocaat is beperkt tot 250 keer 6 (of meer) uur.
Bij de opstart van HKT heeft verweerder de wegingsnorm voor HKT-toevoegingseenheden tijdelijk verlaagd van 1 naar 0,5. Dit omdat het enige tijd zou duren voordat de hersteloperatie op gang zou komen en advocaten hun HKT-werkzaamheden zouden kunnen declareren. Door de wegingsnorm naar beneden bij te stellen konden advocaten tijdelijk een hoger aantal zaken aantrekken. Daarmee konden zij, naast hun (nog niet declarabele) HKT-zaken, ook andere zaken aannemen.
6.2.
De 2.000-puntenregeling is bedoeld om achteraf te vermijden dat de kwaliteit alsnog in het gedrang komt. De maximumregeling vooraf houdt namelijk geen rekening met werkzaamheden die voortvloeien uit extra uren, toeslagen en het declareren van zaken met een hoog aantal punten. Ook bij de 2.000-puntenregeling is de eerder genoemde norm van 1.200 declarabele uren het uitgangspunt. Door het maximum achteraf op 2.000 punten te stellen heeft verweerder een ruime marge ingevoerd om bijzondere situaties te kunnen ondervangen.
7. Tussen partijen is in geschil of verweerder de 2.000-puntenregeling buiten toepassing moest laten, omdat het toepassen van deze bepaling in strijd zou zijn met het rechtszekerheids- en evenredigheidsbeginsel. Dat betekent dat in dit geval moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de voor eiseres nadelige gevolgen van uitoefening van de gebonden bevoegdheid zozeer onevenwichtig zijn, dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift waarop die bevoegdheid berust in dit geval achterwege moet blijven.
7.1.
In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden om artikel 5, onder e, van de Inschrijvingsvoorwaarden buiten toepassing te laten. Zoals hiervoor overwogen staat de kwaliteit(sborging) van de rechtsbijstand voorop. De kwaliteit van de rechtsbijstand bleef ook vooropstaan toen eiseres tijdelijk meer dan 250 toevoegingen kon aannemen. Ook in die situatie was het aan eiseres om in de gaten te houden dat zij voldoende uren zou kunnen besteden aan ieder van de zaken die ze aannam. De grens van gemiddeld 2.000 declarabele uren per jaar is daarbij geen onredelijke bovengrens.
De inzet van HBO’ers en dat het kantoor van eiseres is gespecialiseerd in HKT-zaken maakt dit niet anders. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de grens van 2.000 punten eiseres de ruimte geeft om de door de paralegals te verrichten declarabele uren aan rechtsbijstand hierbinnen in te vullen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat een paralegel zijn werkzaamheden verricht onder de verantwoordelijkheid en toezicht van een advocaat.
Ook de herijking van de HKT-zaken (met terugwerkende kracht) waardoor het aantal punten per zaak van 9 naar 20 punten zou zijn gegaan, is geen bijzondere omstandigheid. Deze herijking weerspiegelt namelijk de zwaarte van het werk en daarmee het aantal uren dat daadwerkelijk (gemiddeld) in HKT-zaken nodig was. Eiseres’ standpunt over het uitgestelde declaratie-effect gaat daarom ook niet op.
De negatieve gevolgen voor de bedrijfsvoering en dat eiseres mogelijk afstand moet doen van specialisaties zijn ook geen bijzondere omstandigheden. Het maximumaantal toevoegingen is vooraf bekend en zo ook de grens van 2.000 punten. Het is aan eiseres om haar praktijk binnen die randvoorwaarden in te richten en om daarbij een reële inschatting te maken van mogelijke vervolgprocedures. Hier komt bij dat het systeem van toevoegingen niet is bedoeld om als enige bron van inkomsten te dienen. Het heeft tot doel juridische bijstand toegankelijk te maken voor degene die dat nodig hebben en zelf niet draagkrachtig genoeg zijn.
8. Tot slot slaagt het beroep op het motiveringsbeginsel ook niet. Verweerder heeft voldoende toegelicht waarom hij gedeeltelijk is afgeweken van het advies van de Commissie van Bezwaar.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Wet op de rechtsbijstand

Artikel 14
Alle in Nederland kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, worden door het bestuur ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
Artikel 15
De door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden kunnen betrekking hebben op:
a. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd;
b. de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden;
c. de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is;
d. de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.

Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2024, versie 1.00

Artikel 5. Minimum/maximum (artikel 15, eerste lid, sub a, Wrb)
a. Om te voorkomen dat de kwaliteit van de rechtsbijstand in het gedrang komt, door onder meer het te snel en te veel aanvragen van toevoegingen of door het onvoldoende tijd en aandacht besteden aan zaken, worden aan een advocaat jaarlijks niet meer toevoegingen afgegeven dan het equivalent van 250 ‘eenheden’. Hieronder worden mede begrepen de ambtshalve toevoegingen.
De Raad zal bij het beoordelen van het maximum aantal toevoegingen op de volgende manier rekenen in ‘eenheden’ teneinde rekening te kunnen houden met de specifieke opbouw van de praktijk.
–een afgegeven toevoeging van 6 punten of meer telt voor 1 eenheid,
–een afgegeven toevoeging van 4 of 5 punten telt voor 0,67 eenheid
–een afgegeven toevoeging van 3 punten telt voor 0,5 eenheid
–een lichte adviestoevoeging telt voor 0,33 eenheid18.
Indien een lichte adviestoevoeging wordt omgezet in een reguliere toevoeging zal deze laatste bij de berekening van het maximum worden meegeteld op basis van het aantal punten waarmee de zaak volgens het Bvr 2000 wordt gewaardeerd.
Indien een advocaat het maximum aantal toevoegingen heeft bereikt, zullen in het betreffende kalenderjaar geen toevoegingen meer aan hem worden afgegeven, ook niet meer op last van de rechtbank. De Raad verwacht in dat geval ook van de advocaat dat deze gedurende het resterende kalenderjaar geen nieuwe toevoegingsaanvragen indient. Ook wordt de advocaat gedurende het resterende kalenderjaar van de piketplanningen verwijderd. In het geval dat gebleken is dat de Raad toch toevoegingen boven het maximum heeft verstrekt, dan stemt de advocaat met intrekking van deze toevoegingen in.
De deken in het arrondissement waar de betreffende advocaat kantoor houdt, wordt geïnformeerd over het bereiken van de grens van het maximum aantal af te geven toevoegingen.
De advocaat kan in het volgend kalenderjaar opnieuw om inschrijving verzoeken. Als hij in het jaar daarop opnieuw toevoeging verzoekt in zaken waarin het vorig jaar vanwege het bereiken van het maximum aan hem toevoegingen zijn geweigerd, zal – indien de toevoeging alsnog wordt verleend – de ingangsdatum in het jaar van de nieuwe aanvraag liggen.
b. Een advocaat die het maximum aantal toevoegingen heeft bereikt dient, indien een rechterlijke instantie voornemens is een last aan hem of haar af te geven aan deze mee te delen dat op diens naam gedurende het resterende kalenderjaar geen lasten tot toevoeging meer mogen worden afgegeven. De advocaat verbindt zich ertoe om, indien de rechterlijke instantie toch een last afgeeft, aan de rechterlijke instantie te verzoeken om deze last in te trekken of te laten muteren op naam van een andere advocaat.
c. De Raad kan een advocaat die het maximum binnen een half jaar heeft bereikt – na hem voorafgaand te hebben gehoord – definitief van de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand uitsluiten. De advocaat wordt tevens van het AC-rooster en de piketplanningen verwijderd.
d. In geval van schorsing van de advocaat wordt het maximum aantal toevoegingen naar evenredigheid met de duur van de schorsing verminderd.
e. In afwijking van artikel 5 onder a geldt een afwijkend en lager maximum aantal toevoegingseenheden voor advocaten die in de twee jaren voorafgaand aan het huidig jaar van inschrijving gemiddeld meer dan 2000 punten hebben gedeclareerd. Dit lagere aantal eenheden wordt bepaald volgens de volgende formule:
(2000 punten: het gemiddeld aantal gedeclareerde punten in twee voorafgaande jaren) x 250.
Voor de berekening van dit lager maximum voor 2024 wordt het gemiddeld aantal gedeclareerde punten in twee voorafgaande jaren berekend over de periode 1 januari 2022 tot 1 januari 2024.
Voor de berekening van het aantal punten tellen ook de punten voor toeslagen en extra uren mee. Indien een lager aantal eenheden geldt, wordt dit lagere aantal aan het begin van het kalenderjaar aan de advocaat meegedeeld.
De deken in het arrondissement waar de betreffende advocaat kantoor houdt, wordt geïnformeerd over het bereiken van de grens van 2000 gedeclareerde punten.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2024 (de Inschrijvingsvoorwaarden).
2.Artikel 15 van de Wrb.
3.Artikel 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden.
4.Artikel 5, onder e, van de Inschrijvingsvoorwaarden.