ECLI:NL:RBDHA:2025:1483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
25-62
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor bouw van appartementen in Nieuwerkerk aan den IJssel

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen dat was ingediend door Stichting BIZ Het Oude Dorp en andere verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 16 appartementen op de Kerklaan in Nieuwerkerk aan den IJssel. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas op 20 november 2024. Verzoekers voerden aan dat de parkeernorm incorrect was berekend en dat er sprake zou zijn van parkeeroverlast. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gebreken in het bestreden besluit, zoals de onjuiste berekening van de parkeerbehoefte, hersteld konden worden in de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter stelde vast dat de aanvraag om de omgevingsvergunning was ingediend voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de oude wetgeving nog van toepassing was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vergunninghoudster, Damsterdiep Vastgoed B.V., gebruik wilde maken van de vergunning voordat het college op het bezwaarschrift had beslist, wat een spoedeisend belang met zich meebracht. Uiteindelijk werd het verzoek van de stichting BIZ Het Oude Dorp afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen reden zag om het bestreden besluit te schorsen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/62

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 februari 2025 in de zaak tussen

Stichting BIZ Het Oude Dorp, Handels industriële middenstand (HIM) en bewoners uit de omgeving van de Kerklaan, te Nieuwerkerk aan den IJssel, verzoekers
(gemachtigde: F.G.F. van Hoogstraten),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, het college

(gemachtigde: A. Scholtes).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Damsterdiep Vastgoed B.V., te Capelle aan den IJssel (vergunninghoudster).
(gemachtigde: mr. A.J. Flipse)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 16 appartementen op de locatie Kerklaan 65D-65T in Nieuwerkerk aan den IJssel.
Met het bestreden besluit van 20 november 2024 heeft het college deze vergunning verleend aan vergunninghoudster. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Vergunninghoudster heeft nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers, vergezeld door [naam 1] en [naam 2], de gemachtigde van het college en de gemachtigde van vergunninghoudster
vergezeld door [naam 3] en [naam 4] (adviesbureau Westzuidwest)

Totstandkoming van het besluit

2. Op 21 december 2023 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwplan. Het bouwplan voorziet in de realisatie van een gebouw van twee bouwlagen, waarbij de bouwhoogte 5,75 meter bedraagt.
Met het bestreden besluit heeft het college de gevraagde vergunning verleend. Daarbij is het college op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo) afgeweken van de bestemmingsplannen ''Oude Dorp'' en ''Parapluherziening Parkeren''.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. Aangezien de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 21 december 2023, is in dit geval de Wabo nog van toepassing.
Belanghebbendheid verzoekers
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure de bewoners en HIM niet als partij kunnen worden aangemerkt nu de ondertekenaar van het verzoek, de heer F.G.F. van Hoogstraten (Van Hoogstraten), geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij namens hen mag optreden. Dit betekent dat het verzoek, voor zover dat is ingediend door HIM en bewoners uit de omgeving van de Kerklaan, niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Beoordeling verzoek van stichting BIZ Het Oude Dorp
6. De stichting BIZ Het Oude Dorp, hierna verder te noemen verzoekster, kan wel als partij worden aangemerkt. Blijkens het Uittreksel KvK is dit de handelsnaam van de Stichting Bedrijvengebied Oude Dorp Nieuwerkerk aan den IJssel en is Van Hoogstraten voorzitter van deze stichting. Blijkens de overgelegde machtiging heeft de Stichting hem gemachtigd bezwaar in te dienen en alle nodige rechtsmiddelen in te zetten tegen het bestreden besluit, waartoe ook dit verzoek gerekend kan worden. Hoewel blijkens het Uittreksel KvK de bestuurders gezamenlijk bevoegd zijn en de overgelegde machtiging uitsluitend is ondertekend door de voorzitter van de stichting, gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit dat de voorzitter met instemming van de overige bestuursleden van de Stichting procedeert.
Blijkens het Uittreksel KvK bestaan de activiteiten van de stichting BIZ het Oude Dorp uit de bevordering van het economische klimaat in het Oude Dorp in Nieuwerkerk aan den IJssel en tevens veiligheid, economie, leefbaarheid, publiciteit en promotie en is deze in 2017 opgericht. Het opkomen tegen het bestreden besluit valt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter binnen de belangen die de Stichting blijkens die doelstelling en de feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt.
De activiteiten en werkzaamheden van de stichting zijn ter zitting door de voorzitter voldoende toegelicht.
Spoedeisend belang
7. Aangezien ter zitting is gebleken dat vergunninghoudster van de verleende omgevingsvergunning gebruik wil maken vóórdat het college op het bezwaarschrift van verzoekster heeft beslist, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig.
Juridisch kader
Bestemmingsplan ''Oude Dorp''
8. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ''Oude Dorp''. De gronden hebben daarin de bestemming ''Gemengd'' met de functieaanduiding ‘supermarkt’ en de bestemming “Waarde-Archeologie-1”.
Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de op de verbeelding voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 4.2.1 van de planregels gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven;
c. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven.
Op de verbeelding is als maximale bouwhoogte 5 meter aangegeven.
Op grond van artikel 19, aanhef en onder a, van de planregels kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages.
Bestemmingsplan ''Parapluherziening Parkeren''
9. Ter plaatse geldt eveneens het bestemmingsplan ''Parapluherziening Parkeren''.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1 van het bestemmingsplan ''Parapluherziening Parkeren''
wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2019.
Op grond van artikel 3.4, aanhef en onder b., van deze planregels kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Het bestreden besluit
10. Blijkens het bestreden besluit is het bouwplan in strijd met de regels van het bestemmingsplan, omdat de maximaal toegestane bouwhoogte van 5 meter met 0,75 meter wordt overschreden. Het college acht een afwijking van de bouwhoogte acceptabel, omdat de gevraagde overschrijding minder dan 15% bedraagt en aan toepassing van deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geen nadere voorwaarden zijn verbonden. De gevraagde afwijking van de bouwhoogte is volgens het college dusdanig klein dat dit geen onevenredig nadelige invloed heeft op de omgeving.
Daarnaast is in het bestreden besluit vermeld dat het bouwplan is getoetst aan de Nota Parkeernormen 2019 en niet aan de parkeernorm voldoet. De planlocatie is te klein om parkeerplaatsen op eigen terrein te kunnen realiseren. Hierdoor wordt niet voldaan aan artikel 3.1 van de planregels van het bestemmingsplan ''Parapluherziening Parkeren''. De Nota Parkeernormen 2019 van de gemeente Zuidplas biedt mogelijkheden om gebruik te maken van parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Eén van de toetsingscriteria is dat de bezetting van de betreffende parkeerplaatsen, inclusief het beoogde gebruik van de nieuwe ontwikkeling, op de maatgevende momenten niet hoger mag uitkomen dan 95%.
Vergunninghoudster heeft op 17 september 2024 een aanvullend parkeeronderzoek ingediend. Uit dit parkeeronderzoek en parkeerdrukmetingen blijkt, dat de parkeerdruk met de nieuwe ontwikkeling meegerekend onder de eerder gestelde maximale parkeerdruk van 95% blijft. Het college wil meewerken aan een afwijking op grond van artikel 3.4, aanhef en onder b., van de planregels, omdat het parkeren in de openbare ruimte opgelost kan worden.
Parkeren
11. Verzoekster voert aan dat er sprake zal zijn van parkeeroverlast, omdat het eigen terrein niet voor parkeren wordt gebruikt. Zij stelt dat de huidige situatie wel mogelijkheden biedt om parkeren op eigen terrein mogelijk te maken.
Ter zitting is namens vergunninghoudster aan de hand van tekeningen en kaarten uitgelegd dat op eigen terrein geen parkeervoorziening kan worden gerealiseerd vanwege de ligging van het perceel -dat aan alle zijden is omgeven door bebouwing en aan de onbebouwde zijde door de ringvaart- in combinatie met ruimtegebrek door de beperkte omvang van het perceel. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Dat bij andere ontwikkelingen even verderop wel parkeren op eigen terrein is gerealiseerd, zoals verzoekster stelt, leidt niet tot een ander oordeel, nu gesteld noch gebleken is dat die situaties in relevante mate vergelijkbaar zijn. Deze grond slaagt dan ook niet.
12. Het college was derhalve bevoegd om gebruik te maken van haar afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.4, aanhef en onder b., van de planregels, mits de parkeerbehoefte kan worden opgevangen in de openbare ruimte overeenkomstig de criteria in de Nota Parkeernormen 2019. Het college stelt dat dat het geval is gelet op de door vergunninghoudster aangeleverde parkeeronderzoeken van Westzuidwest d.d. 1 november 2022 en van Graaftraffic van 2 juni 2023 en 17 september 2024.
13. Volgens verzoekster is de parkeertelling foutief uitgevoerd op basis van zone A, terwijl het gebied in zone B ligt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gronden waarop de verleende omgevingsvergunning betrekking heeft, blijkens de kaarten Gebiedsindeling parkeernormen in bijlage 1 van de Nota parkeernormen, deels in zone A en deels in zone B liggen. De appartementen, waarvoor vergunning is verleend, liggen weliswaar in zone B, maar de ontsluiting van de appartementen en de straten in de directe omgeving van het bouwplan, waar de toekomstige bewoners hun auto moeten parkeren, liggen in zone A. Daarom is het college er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht vanuit gegaan dat bij de bepaling van de parkeerbehoefte van het bouwplan zone A van toepassing is.
14. Verder stelt verzoekster dat door het gebruik van wisselende aanduidingen van het bouwplan de weergegeven parkeernorm incorrect is.
Verzoekster voert terecht aan dat de berekening van het aantal voor het bouwplan benodigde parkeerplaatsen onjuist is uitgevoerd. Uit bouwtekening OVG-03A blijkt immers dat het niet gaat om 1-kamerappartementen, maar om woningen die zowel een slaapkamer als een gecombineerde woonkamer/keuken hebben. De bijbehorende parkeernorm voor die woningen met een oppervlakte van minder dan 40 m2 in zone A bedraagt blijkens de Nota parkeernormen 1,0 parkeerplaats per woning in plaats van 0,55. Het bestreden besluit ontbeert in zoverre dan ook een deugdelijke motivering.
15. Verzoekster voert eveneens terecht aan dat bij de berekening van de parkeerbehoefte van het bouwplan niet het aantal parkeerplaatsen dat ten behoeve van de voormalige supermarkt werd gebruikt mocht worden afgetrokken (salderen). In paragraaf 5.1 van de Nota parkeernormen is immers vermeld dat de bestaande behoefte geacht wordt nihil te zijn als een gebouw gedurende een langere periode (tenminste 2 jaar) ongebruikt is gebleven. Gebleken is dat de voormalige supermarkt reeds ten tijde van het indienen van de aanvraag langer dan 2 jaar leeg stond, zodat de parkeerbehoefte van de oude functie op grond van de Nota parkeernormen op nihil moet worden gesteld. Het college heeft niet gemotiveerd waarom in afwijking van die norm uit het beleid salderen wel aanvaardbaar is geacht.
16. Deze geconstateerde gebreken in het bestreden besluit kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de nadere toelichting in de notitie van Westzuidwest van 22 januari 2025, worden hersteld bij de beslissing op bezwaar. Uit die notitie blijkt immers dat, ook uitgaande van de parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning en een maximale bezettingsgraad van 95% in de openbare ruimte in zone A en van 85% in zone B en indien niet wordt gesaldeerd met de parkeerbehoefte van de oude functie, in de openbare ruimte op alle momenten de parkeerdruk onder 95% blijft voor zover de parkeerplaatsen in zone A liggen en onder 85% voor zover die zich in zone B bevinden, zowel binnen het onderzoeksgebied van 200 als 300 meter. Dat is in overeenstemming met de eisen die in de nota Parkeernormen aan de bezettingsgraad worden gesteld.
17. Verder blijkt uit de stukken dat de parkeerdrukmetingen zijn uitgevoerd op twee vrijdagavonden, twee zaterdagmiddagen, twee zaterdagavonden, twee dinsdagnachten, twee donderdagnachten en twee zondagmiddagen. Blijkens de notitie van Westzuidwest van 22 januari 2025 zijn aanvullende tellingen gehouden op een woensdagochtend en een woensdagmiddag. Dat de resultaten van de uitgevoerde parkeermetingen niet representatief zouden zijn, is niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat te weinig metingen zijn verricht acht de voorzieningenrechter daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor de stelling van verzoekster dat de afbeeldingen in het rapport van GraafTraffic van 17 september 2024 waarop de straal van 200 meter rond het bouwplan is ingetekend, onvoldoende duidelijk is en de stelling dat een aantal loopafstanden onjuist zouden zijn berekend. In de notitie van Westzuidwest van 22 januari 2025 worden deze stellingen van verzoekster naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter afdoende gemotiveerd weerlegd.
Verzoekster heeft ook geen eigen parkeerberekening laten uitvoeren die twijfel zaait over de bevindingen van adviesbureaus GraaffTraffic en Westzuidwest. De voorzieningenrechter begrijpt de beleving van verzoekster dat de parkeerdruk in het Oude Dorp op sommige momenten erg hoog is, maar uit de door hen overgelegde foto’s kan niet worden afgeleid dat de resultaten van de parkeertellingen onjuist zijn. Het gaat er hier om of de normen die gelden op grond van de Nota parkeernormen op juiste wijze zijn toegepast.
18. Verzoekster stelt dat geen fietsenstalling bij de nieuwe woningen wordt aangelegd. Deze verzoeksgrond mist, zoals ook ter zitting is gebleken, feitelijke grondslag. In de notitie van Westzuidwest van 1 november 2022 is vermeld dat 32 fietsparkeerplaatsen nodig zijn (16 voor bewoners en 16 voor bezoek), die binnen de contouren van het plan worden ingepast. Uit bouwtekening B-02, die ter zitting is getoond, volgt dat achter het bestaande winkelpand aan de Kerklaan bergingen worden gerealiseerd, waarin fietsen kunnen worden geparkeerd en dat bezoekers hun fiets kunnen stallen in het semi-openbare gebied (20 plaatsen).
Overige gronden
19. De door verzoekster gevreesde sociale overlast kan in deze procedure niet aan de orde komen, omdat het geldende bestemmingsplan ter plaatse woningbouw toelaat. Dat geldt om dezelfde reden ook voor de grond dat door dit bouwplan het winkelgebied afneemt en minder aantrekkelijk zou worden.

Conclusie en gevolgen

20. De voorzieningenrechter ziet op grond van het vorenstaande geen reden om het bestreden besluit te schorsen. Zoals in rechtsoverweging 16 is overwogen, kunnen de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit ten aanzien van het parkeeronderzoek naar verwachting worden hersteld in de beslissing op bezwaar. Het college zal naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de afwijking van de verplichting om op eigen terrein te parkeren alsnog toereikend kunnen motiveren. De overige gronden van verzoekster kunnen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin tot schorsing van het bestreden besluit leiden.
21. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek, voor zover dat is ingediend door HIM en bewoners uit de omgeving van de Kerklaan, niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dat is ingediend door Stichting BIZ Het Oude Dorp, af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.