ECLI:NL:RBDHA:2025:14814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL24.39323
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Egyptische eiser afgewezen wegens ongeloofwaardige vrees voor vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2025, wordt het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, geboren in 1968, heeft op 28 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 18 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 3 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven schriftelijke standpunten uit te wisselen over een vergewisbrief.

De eiser stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten niet kan terugkeren naar Egypte of Bahrein. Hij heeft in het verleden deelgenomen aan verkiezingen en is betrokken geweest bij de Freedom and Justice Party in Bahrein. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig acht, maar de vrees voor vervolging door de Egyptische autoriteiten ongeloofwaardig vindt. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gezocht wordt door de huidige Egyptische autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten en dat zijn asielaanvraag terecht is afgewezen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het terugkeerbesluit naar Egypte. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39323

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. X.R. Schuitemaker).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 28 juli 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 18 september 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, I. Abdelfattah als tolk en de gemachtigde van verweerder.
1.6
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst, zodat partijen schriftelijke standpunten konden uitwisselen over de nagezonden vergewisbrief.
1.7
Na ontvangst van deze schriftelijke standpunten en nadat partijen zijn gewezen op hun recht om ter zitting te worden gehoord, is het onderzoek met toestemming van partijen gesloten op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1968 en heeft de Egyptische nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten niet kan terugkeren naar Egypte of Bahrein. Eiser stelt dat hij in 2000 gedetineerd is geweest in Egypte vanwege steun aan de politieke tegenstander bij de verkiezingen. Eiser stelt dat hij deelnemer was bij de Egyptische verkiezingen in 2000 en 2005 en toezichthouder en vertegenwoordiger bij diverse Egyptische verkiezingen in Bahrein in de periode 2011 - 2013. In 2006 heeft eiser onbetaald verlof als ambtenaar gekregen en is naar Bahrein gegaan om te werken. Eiser stelt dat hij tussen 2006 en 2013 jaarlijks naar Egypte kon reizen, zolang hij niet in aanraking kwam met de politie. Eiser is sinds 2013 niet meer in Egypte geweest. Eiser stelt dat hij niet kan terugkeren naar Bahrein, omdat hij in 2017 bij verstek veroordeeld is in Egypte vanwege politiek activisme en Bahrein momenteel een uitleververdrag heeft met Egypte. Toen eiser in 2021 ontdekte dat hij terug moest keren naar Egypte voor het verkrijgen van een nieuw paspoort is hij gevlucht. Eiser vreest bij terugkeer naar Egypte voor vervolging, vanwege zijn eerdere strafrechtelijke veroordeling en wegens zijn politieke activiteiten in Nederland.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Gezocht door de huidige Egyptische autoriteiten vanwege deelname aan de verkiezingen in 2000;
Betrokkenheid bij de partij El-Horiya en El-Adala voor de vrijheid en rechtvaardigheid/gerechtigheid (Freedom and Justice Party, hierna: de partij FJP) in Bahrein;
Problemen met de huidige Egyptische autoriteiten vanwege betrokkenheid bij de partij FJP in Bahrein;
Activiteiten in Nederland.
3.1
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook de betrokkenheid van eiser bij de partij FJP in Bahrein en de activiteiten van eiser in Nederland, zoals deelname aan herdenkingsmarsen, zijn geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser gezocht wordt door de huidige Egyptische autoriteiten vanwege deelname aan de verkiezingen in 2000. Zo heeft verweerder tegengeworpen dat eiser zijn relaas op dit punt niet met originele documenten heeft onderbouwd en dat ook de inhoud van de door eiser wel overgelegde documenten niet wordt gevolgd. De verklaringen van eiser over dit asielmotief zijn ook geen samenhangend en aannemelijk geheel. Zo heeft verweerder tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig en ongerijmd verklaard heeft over de rechtszaak die tegen hem gevoerd is, het kunnen verkrijgen van officiële documenten, zoals paspoort en werkvisum, en het ontvangen van pensioen. Ook tegengeworpen is dat niet geloofwaardig is dat eiser pas in 2021 problemen kreeg met de autoriteiten over een incident dat plaatsvond in 2000. Dit terwijl eiser tussen 2006 en 2013 Egypte en Bahrein zonder problemen in- en uit heeft kunnen reizen en er bovendien in 2013 een machtswissel heeft plaatsgevonden in Egypte.
3.3
Verweerder acht de problemen van eiser met de huidige Egyptische autoriteiten vanwege betrokkenheid bij de partij FJP in Bahrein ongeloofwaardig. Verweerder verwijst hiervoor naar de geloofwaardigheidsbeoordeling van het vorige element en vult daarbij aan dat niet aannemelijk is dat eiser problemen heeft gekregen met de huidige Egyptische autoriteiten bij het verkrijgen van een paspoort vanwege betrokkenheid bij de partij FJP. Niet aannemelijk is dat eiser na het verbod op de partij in 2013 nog activiteiten heeft uitgevoerd voor de FJP, nu hij daar wisselend over verklaard heeft in de gehoren. Bovendien blijkt uit het originele en echt bevonden Egyptische paspoort van eiser dat deze op 9 juni 2021 door de autoriteiten aldaar is afgegeven.
3.4
Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag aannemelijk heeft gemaakt. Niet aannemelijk is namelijk dat eiser na 2013 nog politieke activiteiten heeft verricht voor de partij FJP. Ook de (politieke) activiteiten van eiser in Nederland, zoals deelname aan protestmarsen en herdenkingen en betrokkenheid bij de stichting Tadhamon, maken niet dat eiser in de negatieve aandacht staat van de Egyptische autoriteiten. Eiser valt daarmee niet onder het risicoprofiel van politiek opposanten die significante kritiek hebben geuit op de autoriteiten of het regeringsbeleid, zoals volgt uit het landenbeleid voor Egypte. Ook een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [1] is niet aannemelijk, nu de geloofwaardige asielmotieven niet te herleiden zijn tot een situatie als bedoeld in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3.5
De asielaanvraag is afgewezen als ongegrond en aan eiser is een terugkeerbesluit, gericht op vertrek naar Egypte, met een vertrektermijn van 4 weken opgelegd.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
4. Eiser voert in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Eiser heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn asielrelaas ten aanzien van de strafvervolging door de Egyptische autoriteiten met documenten te onderbouwen. Zo heeft eiser een uittreksel uit het strafregister overgelegd, een arrestatiebevel en verklaringen en documenten van de Egyptische autoriteiten en zijn advocaat in Egypte. Verweerder heeft in zijn conclusies op dit punt te veel betekenis toegekend aan de conclusies van Bureau Documenten (BD) over het uittreksel uit het strafregister en onvoldoende de inhoud van dit document gewogen in samenhang met de verklaringen van eiser. Ten aanzien van de verklaringen van eiser op dit punt heeft eiser ten onrechte geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling gemaakt en is ook ten onrechte niet het voordeel van de twijfel gegeven, zoals volgt uit artikel 4, vijfde lid van de Kwalificatierichtlijn. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat het gezocht worden door de Egyptische autoriteiten vanwege de verkiezingen in 2000 niet geloofwaardig is.
4.2
Ook de problemen van eiser vanwege betrokkenheid bij de FJP partij in Bahrein zijn ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft de rol en de activiteiten van eiser daar ten onrechte als marginaal aangemerkt en heeft o.a. miskend dat eiser de enige vertegenwoordiger van FJP in Bahrein was en dat hij daar toespraken heeft gehouden en voorlichting heeft gegeven namens de partij. Eiser wijst in dit kader op het rapport van het El Shebab Centre for Human Rights. Ook aan de andere onderbouwende stukken, zoals de brief van de advocaat over de strafzaak in 2017 en de bijlagen over het stemrecht en het niet kunnen aanvragen van officiële documenten, heeft verweerder te weinig betekenis toegekend. Ook de tegenwerping ten aanzien van het verkrijgen van pensioenuitkeringen uit Egypte is ten onrechte gedaan door verweerder.
4.3
Tot slot heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat de (politieke) activiteiten van eiser, zowel in Bahrein als in Nederland, onvoldoende zijn om gegronde vrees voor vervolging aannemelijk te maken. Verweerder heeft onvoldoende betekenis toegekend aan het tweejarige lidmaatschap van de FJP van eiser en verwijst hierbij naar landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland en van Amnesty International over de casus van Mahmoud Hussein, die na jaren stilgelegd onderzoek alsnog strafrechtelijk vervolgd is in Egypte voor politiek activisme.
5. Verweerder heeft in de verweerschriften en op de zitting gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden van eiser en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser gezocht wordt door de huidige Egyptische autoriteiten vanwege deelname aan eerdere verkiezingen in Egypte in 2000 of 2005, noch vanwege andere politieke activiteiten in Egypte tot en met 2013. Verweerder heeft in dit kader mogen tegenwerpen dat uit het onderzoek van BD blijkt dat de documenten ter onderbouwing van de strafvervolging van eiser gelijktijdig en hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Deze conclusie wordt bevestigd door de ingediende vergewisbrief en eiser heeft zowel in het beroepschrift, als ter zitting, als in het standpunt na de schorsing geen contra-expertise ingediend of anderszins concrete aanknopingspunten voor twijfel aangevoerd die maken dat niet uitgegaan kan worden van de concludentie of inzichtelijkheid van het onderzoek door BD. De stelling van eiser dat hier sprake is van ‘kopie conform’-versies van originele documenten en dat gelijktijdige opmaak daarmee verklaarbaar is, is niet met argumenten of objectieve bewijsmiddelen onderbouwd, en weerlegt daarom de conclusies van het BD-onderzoek niet.
6.2
Gelet op deze conclusies van BD over de ingebrachte documenten, in samenhang bezien met de verklaringen van eiser over de problemen die hij ervaren heeft vanwege deelname aan de verkiezingen in Egypte in 2000 en aan demonstraties in 2013, heeft verweerder mogen concluderen dat niet geloofwaardig is dat eiser gezocht wordt door de huidige Egyptische autoriteiten. Niet valt namelijk in te zien dat eiser pas in 2021 bekend wordt met problemen vanwege politieke activiteiten vanaf 2000 tot en met 2013, terwijl eiser in de tussentijd geen problemen heeft gehad. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij na 2013 geen politieke activiteiten meer heeft uitgevoerd, waarbij kritiek is geuit op het huidige regime van president Al-Sisi in Egypte. Verweerder heeft dan ook op terechte gronden tegengeworpen dat de verklaringen van eiser hierin tegenstrijdig en ongerijmd zijn en daarmee afdoen aan de geloofwaardigheid van negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten voor eiser vanwege zijn deelname aan de verkiezingen in 2000.
6.3
Ten aanzien van de problemen vanwege betrokkenheid bij de partij FJP in Bahrein heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser na 2013 geen politieke activiteiten heeft uitgevoerd, althans geen activiteiten waarbij eiser significante kritiek op het huidige regime van president Al-Sisi heeft geuit. Ook tegengeworpen mocht worden dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij vanwege zijn activiteiten in Nederland, namelijk deelname aan herdenkingen en marsen, in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten is komen te staan. De verwijzingen naar de bronnen van El Shebab Centre for Human Rights, Vluchtelingenwerk Nederland en Amnesty International maken dit oordeel niet anders, nu deze bronnen zien op de algemene mensenrechtensituatie in Egypte en niet op het specifieke geval van eiser zelf, waarbij niet geloofwaardig is geacht dat eiser in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten staat.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Egypte blijft in stand.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De datum van verzending van deze uitspraak ziet u hierboven.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.