ECLI:NL:RBDHA:2025:14814
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Egyptische eiser afgewezen wegens ongeloofwaardige vrees voor vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2025, wordt het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, geboren in 1968, heeft op 28 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 18 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 3 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven schriftelijke standpunten uit te wisselen over een vergewisbrief.
De eiser stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging en activiteiten niet kan terugkeren naar Egypte of Bahrein. Hij heeft in het verleden deelgenomen aan verkiezingen en is betrokken geweest bij de Freedom and Justice Party in Bahrein. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig acht, maar de vrees voor vervolging door de Egyptische autoriteiten ongeloofwaardig vindt. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gezocht wordt door de huidige Egyptische autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten en dat zijn asielaanvraag terecht is afgewezen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het terugkeerbesluit naar Egypte. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.