In deze uitspraak beslist de rechtbank over het opvolgende beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 27 juli 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeven te betalen.
Eisers hebben op 29 april 2025 al een tweede beroep (NL25.19918) tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag ingediend. Op 20 mei 2025 hebben eisers nogmaals een beroep (het onderhavige beroep met nummer NL25.22921) tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag ingediend. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eisers procesbelang hebben bij een beoordeling van hun tweede beroep. De rechtbank concludeert dat dit procesbelang ontbreekt, aangezien er al eerder is beslist op het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eisers.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat eisers geen nieuwe feiten en omstandigheden, dan wel een relevante wijziging van recht aan dit beroep ten grondslag hebben gelegd. Het onderhavige beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eisers te vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.