1.2.Eiser heeft op 28 januari 2025 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vreest voor represailles van de zijde van de gedupeerden van de brand en dat hij vreest voor de Gambiaanse overheid. Daarnaast heeft hij medische problemen die hij eerder niet had.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens verweerder heeft eiser aan de aanvraag geen relevante nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag gelegd. De vrees van eiser voor de Gambiaanse overheid en de gedupeerden van de brand is namelijk al in de eerdere asielprocedure beoordeeld. Eiser heeft ook geen nieuwe documenten overgelegd. In het besluit is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte ervan uitgaat dat hij in Gambia bescherming zal krijgen van de autoriteiten. De politie in Gambia is corrupt en helpt slechts degenen die betalen of macht hebben. Eiser heeft geen van beide en zal dus zeker geen hulp krijgen, waardoor hij een serieus risico loopt op een onmenselijke behandeling. Verder stelt eiser met betrekking tot het inreisverbod dat hij in Gambia niet de noodzakelijke medische hulp kan krijgen.
De beoordeling door de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser aan zijn aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder stelt terecht dat de vrees van eiser voor de Gambiaanse autoriteiten en de gedupeerden van de brand al is beoordeeld in de eerste asielprocedure. Verweerder heeft er op de zitting ook terecht op gewezen dat eiser zijn stelling dat de politie in Gambia corrupt is en hij daarom bij terugkeer geen bescherming van de Gambiaanse autoriteiten hoeft te verwachten in geval van problemen met de gedupeerden van de brand, niet heeft onderbouwd.
5. Ten aanzien van het inreisverbod heeft verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat eiser zijn stellingen over zijn medische klachten en het ontbreken van een adequate behandeling hiervoor in Gambia, geenszins heeft onderbouwd. Gelet hierop heeft verweerder in eisers stellingen geen belemmering hoeven zien om aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar op te leggen.
6. De beroepsgronden slagen niet.
7. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard en daarbij terecht aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.